Melkkruid -Glaux maritima
Sleutelbloemfamilie, Primulaceae |
Hommelplant, drachtplant |
|
Een overblijvende plant |
Bloeiperiode: mei - augustus |
Bloem: roze; bloeiwijze: afzonderlijk in de bladoksels |
Blad: iets vlezig, eirond tot lijnvormig, ongesteeld en/of tegenover elkaar staand; de bovenste al dan niet verspreid. |
Vrucht: doosvrucht |
Hoogte/lengte: 0,03-0,25 |
|
|
|
|
|
|
|
Milieu en groeiplaats: vochtige tot natte, matig voedselrijke, brakke tot zilte grond: klei, zavel, slibrijk of humusrijk zand en stenige plaatsen. onder meer: kwelders, groene stranden, tussen van stenige taluds van zeedijken, zandige strandvlakten zowel binnen als buiten de zeereep; grazige plaatsen. Zon |
Verspreiding in Nederland: Algemeen in het Zuidwest Nederland, het Waddengebied. Voor de kustversterking (2015) talrijk langs en op de Hondsbossezeewiering. |
Toepassing: geen |
Beheer: door natuurlijke processen |
Wilde solitaire bijen: niet waargenomen |
Dracht: nectar en stuifmeel. Indicatie voor dracht: code Hb 1. |
|
Platen - (bron links: Flora Batavia Jan Kops et al.; rechts: Carl Axel Magnus Lindman: Bilder ur Nordens Flora) |
|
|
Planten op overstoven grond |
|
|
|
|
Bloeiwijze |
|
|
|
Melkkruid in een grazige vegetatie |
|
|
|
|
Melkkruid op een steenglooiing |
|
|