Bijvoet - Artemisia vulgaris--
Composietenfamilie - Asteraceae |
| Drachtplant |
 |
Een overblijvende (vaste) plant |
| Bloeiperiode: juli - september |
| Bloem: bloem geel of later bruinachtig, bloemhoofdjes talrijk; bloeiwijze langwerpige pluim |
| Blad: bladen veerdelig en bladslippen lancetvormig, aan de bovenkant donker groen, aan de onderkant witviltig |
| Vrucht: een nootje |
| Hoogte: 0,6-1,5 (2,0) |
| |
| |
| |
| |
| |
| |
|
| Milieu en groeiplaats: vochtige tot droge, zeer voedselrijke bodems; op open gronden en in ruigten; op braakliggende terreinen, haven-, industrie- en spoorwegterreinen, langs oevers en maïsakkers, op dijken, in geklepelde wegbermen, sterk verruigde stadsplantsoenen, op verhardingen en halfverhardingen; zonnig. |
| Verspreiding in Nederland: algemeen. |
| Toepassing: kruidentuinen, botanische tuinen. |
| Beheer: de soort wijst op storing; eventueel 1x per jaar maaien; voor omvorming naar grasland 2 x per jaar maaien; als onderdeel van bloeirijke ruige 1 x per jaar tot 1 x in de 3 jaar maaien. |
| Wilde solitaire bijen: nog niet waargenomen |
| Dracht: stuifmeel. Indicatie voor dracht: code ? (zelf slechts enkele keren dicht bij een bijenstal waargenomen) |
| |
| Platen bijvoet - Artemisia vulgaris - (bron links: Franz Eugen Köhler, Köhler's Medizinal-Pflanzen; rechts: Deutschlands Flora in Abbildungen.Johann Georg Sturm) - |
|
| |
| Platen bijvoet - Artemisia vulgaris - (bron links: Flora Batavia Jan Kops et al.; rechts: Carl Axel Magnus Lindman: Bilder ur Nordens Flora) |
|
| |
| Bloeiwijze bijvoet |
|
| |