Ranunculus aconitifolius
Ranonkelfamilie - Ranunculaceae |
| Drachtplant |
 |
Een overblijvende (vaste) plant |
| Bloeiperiode: mei-juni |
| Bloem: wit, bloeiwijze pluimvormig; ze staan in losse pluimen |
| Blad: tot of bijna aan de top van de bladsteel handvormig gedeeld, de bovenste stengelbladen getand |
| Vrucht: een dopvrucht |
| Overige: de stengels staan aanvankelijk min of meer recht opstaand, Bij het zwaarder worden van de bloemen en bladen kunnen ze sterk n aar de grond buigen.eventueel ondersteunen met vertakte twijgen van heester of bomen. |
| Hoogte: tot 0,7m |
| |
|
| Milieu en groeiplaats: vochtige tot tijdelijk natte voedselrijke en humus houden de bodems. Zon-halfschaduw. |
| Herkomst: Midden- en Zuid-Europa. |
| Toepassing: tuinen, parken |
| Beheer: als vaste plant |
| Wilde solitaire bijen: niet waargenomen |
| Dracht: nectar en stuifmeel. Indicatie voor dracht: code Hb1 Wordt in onze tuin spaarzaam door honing bijen bezocht. ook op andere plekken incidenteel honingbijen gezien.. |
| |
| Drie planten bij elkaar in een tuin |
 |
| |
| Een andere plant in combinatie met gagel |
 |
| |
| Bloem en blad |
 |
| |
| Bloemen |
 |
| |
 |
| |
 |
| |
| Honingbijen zoeken nectar en stuifmeel |
 |
| |
 |
| |
 |
| |