Pittosporum tobira - Kleefzaad
Pittosporaceae |
| Drachtplant, (vlinderplant) |
 |
Een groenblijvende heester, (boom) of kuipplant |
| Bloeiperiode: mei-juli |
| Bloem: wit en geelwit verkleurend; kroonbladen en meeldraden 5; bloeiwijze tuilvormig |
| Blad: langwerpig, leerachtig, glimmend en met een witte middennerf; de heester is dicht bebladerd; bladen spiraalgewijs geplaatst. |
| Vrucht: doosvrucht met oranjerode kleverige zaden |
| Overige: een opvallend welriekende plant |
| Hoogte: in Nederland tot ca 2 m; in gebied van herkomst tot 10 m |
| Opmerking: de plant wordt ook Australische laurier genoemd, maar dat is geen officiële naam. |
|
| Milieu en groeiplaats: vrij droge tot vochthoudende, matig voedselrijke, minerale bodems, humushoudend zand, leem, löss, lichte klei; is gevoelig voor winternatte bodems; zon - halfschaduw. |
| Herkomst: China, Japan: |
| Toepassing: tuinen; ook als kuipplant; wordt onder meer in Zuid-Europa als scheerheg aangeplant. |
| Beheer: vormsnoei of verjoningssnoei rond september; is vorstgevoelig, dus bij matige vorst en vooral met noordoosten wind bescherming aanbrengen; als kuipplant licht bemesten |
| Wilde solitaire bijen: niet waargenomen. |
| Dracht: nectar (en stuifmeel?). Indicatie voor dracht: code Hb 3, 5 dicht bij een bijenkast. |
| |
| Heester |
 |
| |
| Fragment |
 |
| |
| Bloeiwijze en blad |
 |
| |
| Bloeiwijze |
 |
| |
| Bloem |
 |
| |
| Honingbijen |
 |
| |
 |
| |
 |
| |
 |
| |