Olijf - Olea europaea
Oleaceae - Olijvenfamilie |
| Drachtplant |
 |
Een groenblijvende boom |
| Bloeiperiode: mei-juni |
| Bloem: crème wit, bloemen in hangende pluimen |
| Blad: elliptisch tot lancetvormig, de bovezijde groengrijs de onderzijde zilverachtig |
| Vrucht: een besachtige steenvrucht |
| Hoogte: In mediterraangebied tot 10m; als kuipplant veel lager |
| Opmerking: Voor de bloei is een zonnig voorjaar en een zachte winter noodzakelijk |
| |
|
| Milieu en groeiplaats: voedselrijke klei of leemrijke, vochthoudende, maar waterdoorlatende bodem. Zon |
| Herkomst: Mediterraan. |
| Toepassing: voornameijk een kuipplant. maar wordt in tuinen ook in de volle grond aangeplant. |
| Beheer: vormsnoei in het voorjaar indien noodzakelijk. Bij krullend blad en bladval is de bodem te vochtig. Bij geel wordende en afvallende bladen staat de boom te droog.. |
| Wilde solitaire bijen: niet waargenomen. |
| Dracht: nectar en stuifmeel. Indicatie voor dracht: code Hb ?. Een keer, in olijf als kuipplant, honingbijen talrijk waargenomen. |
| |
| Bloeiwijze |
 |
| |
| Oelijf als kuipplant |
 |
| |
| Bloemen en blad |
 |
| |
 |
| |
| Honingbijen verzamelen stuifmeel en nactar |
 |
| |
 |
| |
 |
| |