Witte dovenetel - Lamium album
Lipbloemenfamilie - Lamiaceae
Hommelplant, bijenplant, drachtplant
Een overblijvende (vaste) plant
Bloeiperiode: april-september
Bloem: wit; bloeiwijze okselstandige schijnkransen
Blad: hartvormig tot eirond, bladrand getand.
Vrucht: en splitvrucht
Overige: met vrij lange ondergrondse uitlopers
Hoogte: 0,3-0,6 m
 
 
 
 
 
 
Milieu en groeiplaats: op vochtige tot iets droge, zeer voedselrijke en vaak gestoorde bodems; op allerlei ruige, grazige plaatsen als bermen, weilanden en dijken, allerlei ruigten en braakliggende plaatsen en bosranden; verder aan de randen van ruige stadsplantsoenen; zon-tb.
Verspreiding in Nederland: algemeen
Toepassing: zintuigtuinen vanwege smaak bloem (nectar zuigen)
Beheer: houdt zich zelf zonder speciaal beheer lang in stand, in grazige vegetaties kan de floristische variatie door tweemaal per jaar te maaien worden vergroot.
Wilde solitaire bijen. Meer info: www.denederlandsebijen.nl
  Gewone sachembij Anthophora plumipes  
  Bruine rouwbij Melecta albifrons  
Dracht: nectar. Indicatie voor dracht: code 2.
 
Platen - (bron links: Flora Batavia Jan Kops et al.; rechts: Deutschlands Flora in Abbildungen.Johann Georg Sturm )
 
Bloem en bloeiwijze: schijnkransen in de bladoksels
 
Fragment verruigd grasland
 
Beschaduwde berm