Wit zonneroosje - Helianthemum apenninum
Zonneroosjesfamilie - Cistaceae
|
| Bijenplant, hommelplant, drachtplant |
 |
Een overblijvende (vaste) plant |
| Bloeiperiode: eind mei-september |
| Bloem: geel, bloeiwijze aanvankelijk in een schicht later min op meer trosvormig, officieel en schicht. |
| Blad: lijnlancetvormig tot smal eivormig, met omgerolde bladrand |
| Vrucht: doosvrucht |
| Hoogte/lengte: 0,2-0,3m |
| Opmerking: lijkt op een dwerg- of halfheester., maar staat al vaste plant genoemd in de officiële naamlijst van vaste planten. (Naamlijst van vaste planten 'nak tuinbouw'. |
| |
|
| Milieu en groeiplaats: op de natuurlijke standplaats op droge, stenige kalkrijke bodems vaak gemengd met lemige grond; zowel op open gronden als in korte open/ijle grazige begroeiingen. Groei in bermen en allerlei zonnige plekken in bergachtig gebied,. |
| Herkomst: westelijk middellandse Zee gebied, Zuid-Frankrijk |
| Toepassing: voornamelijk rotstuinen |
| Beheer: als vaste plant. Als die op de goede plek staat hoeft er niets aan te gebeuren. |
| Wilde solitaire bijen: volgens Westrich (2018) zandbijen. |
| Dracht: (nectar geen of zeer weinig) en geelachtig stuifmeel. Indicatie voor dracht: code Hb 3 (in Zuid-frankrijk) , Waarschijnlijk ook in Nederland. 1 x waargenomen. |
| |
| Bloeiwijze |
 |
| |
| Bloem |
 |
| |
| Honingbijen |
 |
| |
 |
| |