Geel zonneroosje - Helianthemum nummularium
Zonneroosjesfamilie -
Cistaceae Cistaceae
Bijenplant, hommelplant, drachtplant.
Een overblijvende (vaste) plant
Bloeiperiode: mei-augustus (september)
Bloem: geel, bloeiwijze aanvankelijk in een schicht later min op meer trosvormig
Blad: blad behaard en tegenoverstaand
Vrucht: doosvrucht
Overige: stengels liggend tot opgaand; stengels kunnen aan de voet iets houtig worden; in zachte winters groenblijvend
Hoogte: ca. 0,2m; 0,1-0,4 m lang.
 
 
 
 
Milieu & groeiplaats: zomerdroge, kalkhoudende bodems; in kalkgrasland; zon.
Verspreiding in Nederland: zeer zeldzaam in Zuid-Limburg. In de praktijk is gewoon zonneroosje een tuinplant.
Toepassing: tuinen, rotstuinen, tegel en geveltuinen, plantenbakken
Beheer: onder "natuurlijke" Nederlandse omstandigheden begrazing. Als vaste plant, winternatte bodems en verzuring tegen gaan.
Wilde solitaire bijen:
Zandbijen- Andrena
  Grasbij A, flavipes  
  Viltvlekzandbij A.nitida  
  Zwartbronzen zandbij A. nigroaenea  
  Rosse metselbij Osmia bicornis  
  Groefbijen Lasioglossum  
Dracht: (nectar geen of zeer weinig) en geelachtig stuifmeel. Indicatie voor dracht: code 3.
 
Plaat geel zonneroosje (Bron: Deutschlands Flora in Abbildungen.Johann Georg Sturm)
 
Bloem
 
Plant
 
Plant dat geel zonneroosje een graslandplant is, is goed te zien in Frankrijk
 
Honingbij
 
Honingbij
 
Rosse metselbij (Osmia rufa)
 
Rosse metselbij
 
Rosse metselbij
 
Een zandbij (Andrena)
 
Een groefbij (Lasioglossum)
 
Een hommel