Moerasstreepzaad - Crepis paludosa
Composietenfamlilie - Asteraceae |
| Hommelplant, drachtplant |
 |
Een overblijvende (vaste) plant |
| Bloeiperiode: rond juni |
| Bloem: geel, stijlen zwartgroen; omwindsel met klieren en zwart behaard; bloeiwijze een tuilachtig; een eenstengelige plant die alleen in de bloeiwijze is vertakt; |
| Blad: wortelbladeren langwerpig en onregelmatig bochtig getand; stengelbladen hartvormig of pijlvormig en stengelomvattend; bladrand getand |
| Vrucht: nootje |
| Overige: 0,5-1,2 m |
| |
| |
| |
|
| Milieu: natte, (matig) voedselrijke bodems (zowel minerale als venige bodems); in graslandvegetaties, loofbossen (bronbossen, grienden, wilgenvloedbossen) en langs wateren in hoofdzaak in beekdalen; zonnig-beschaduwd. Groeit optimaal op bodems die onder invloed staan van kwelwater (onder meer in de beekdalen) of door stromend oppervlakte water (wilgenvloedbossen). |
| Verspreiding in Nederland: vrij zeldzaam in Zuid-Limburg, Noord-Brabant; , Zuidhollandse eilanden en Drenthe |
| Toepassing: niet bekend, misschien in heem en natuurtuinen. |
| Beheer: graslandvegetaties maaien; wordt in en langs bos van nature in standgehouden. |
| Wilde solitaire bijen: nog niet waargenomen |
| Dracht: nectar en oranje stuifmeel. Indicatie voor dracht: code 1. |
| |
| Platen Moerasstreepzaad - Crepis paludosa - (bron links: Carl Axel Magnus Lindman: Bilder ur Nordens Flora; rechts: Deutschlands Flora in Abbildungen.Johann Georg Sturm) |
Terug |
|
| |
| Moerastreepzaad langs wilgenvloedbos in de Rhoonse grienden |
Terug |
 |
| |
| Moerastreepzaad langs wilgenvloedbos in de Rhoonse grienden |
Terug |
 |
| |