Bloedbijen - Sphecodes
Vrijwel kale bijen met veelal een grotendeels rood achterlijf; de bijen zijn verder zwart rood getekend en hebben meestal een zwart uiteinde. Lengte 6 tot 14 mm. Op enkel uitzonderingen zijn deze bijen moeilijk van elkaar te onderscheiden. In de digitale bijenkalender worden ze daarom alleen als groep (genus) genoemd. Zonder optische hulpmiddelen zijn bloedbijen te verwarren met sommige zandbijen en wespbijen. In Nederland zijn (ca.) 20 soorten waargenomen 6 soorten hiervan zijn zeldzaam tot zeer zeldzaam.
Levenswijze
De vrouwtjes overwinteren als volwassen insect (als  bevrucht imago) en kruipen in het voorjaar uit hun overwinteringsplaats. Ze gaan dan spoedig op zoek naar het nest van een gastheer om daar eieren te leggen. Ze moet daar vaak veel werk voor verzetten. Ze graaft zich naar het nestkamer,  verwijdert de larve van de gastheer en legt een ei op het stuifmeel. Aan het einde van het vliegseizoen van de gastheren (nazomer en het vroege najaar), komt de nieuwe generatie vrouwtjes en mannetjes uit het nest. Paren vervolgens en  gaan daarna ieder hun eigen.De  vrouwtjes zoeken een nestgang van andere bijen of graven zelf een gang om te overwinteren. De mannetjes zoeken,  zo lang het nog kan, nectar en sterven uiteindelijk in de nazomer of herfst.
Vliegtijd en bloembezoek: Bloedbijen parasiteren in hoofdzaak bij groefbijen (Halictus en Lasioglossum); zelden ook op soorten van andere geslachten.vliegen van maart tot in het najaar, foerageren voor nectar op alle bloemen waar ook hun gastheren foerageren.

Een mannetje van de grote bloedbij op Kruisdistel
Na de paring moeten de mannetjes (alle soorten) zich nog een tijdje in leven houden. Ze zoeken voor nectar op allerlei nazomerbloeiers. Schermbloemen zoals blauwe zeedistel, kruisdistel, gewone berenklauw;
composieten: onder meer op akkerdistel en akkermelkdistel, schermhavikskruid, vertakte leeuwentand, reukeloze kamille.
en op planten zoals: watermunt, struikhei

Bijen met 3 submarginale (*)cellen in de voorvleugels: Voorvleugels met 3 submarginale cellen die duidelijk in grootte verschillen; de 3e cel is ongeveer even groot als de 1e; de middelste cel is het kleinst. De radiaalcel (R) is in de richting van de vleugeltop versmald en raakt bijna de vleugelrand, de basale ader is net als bij de groefbijen duidelijk gebogen.


Bij de mannetjes zijn de sprietleden min of meer viltig behaard en zeer knobbelig; kopschild in tegenstelling met groefbijen geheel zwart.
Vrijwel kale bijen met veelal een grotendeels rood achterlijf; de bijen zijn verder zwart rood getekend en hebben meestal een zwart uiteinde. De vrouwtjes hebben nauwelijks verzamelharen (scopa); dit in verband met hun parasitaire levenswijze. De vrouwtjes van de bloedbijen onderscheiden zich van de groefbijen door de afwezigheid van de midden/lengtegroef op het 5e rugsegment.
Midden/lengtegroef bij een vrouwtje groefbij