Grote behaarde bijen (12-16 mm); achterlijf zwak, maar goed zichtbaar toegespitst; zijkanten borststuk (op scutellum) met tand tussen beharing; tussen de beharing; voorvleugel met 3 submarginale cellen de middelste cel kleiner dan de twee andere; witte viltachtige vlekken op het achterlijf. Mannetjes en vrouwtjes zijn in het veld niet van elkaar te onderscheiden. Met andere bijensoorten is de bruine rouwbij nauwelijks te verwarren. Metatarsus is bij het mannetje tandachtig verlengd. In Nederland komen twee soorten voor De bruine rouwbij is in delen van het land vrij algemeen; de witte rouwbij is zeldzaam. 2 Nederlandse soorten. |