Habitus: Grote tot middelgrote (10-16 mm), matig tot tamelijk dicht behaarde bijen met een enigszins afgeplat achterlijf; de vrouwtjes hebben aan de onderkant van het achterlijf een buikschuier waarmee stuifmeel kan worden verzameld.
Het achterlijf is in de vlucht naar boven gewelfd; bij sommige soorten hebben de mannetjes opvallend verbrede voeten (tarsus, foto rechtsboven) aan de voorpoten.
De voorvleugels hebben 2 ongeveer even grote submarginale cellen; de tweede teruglopende ader mondt uit in de tweede submarginale cel. Klauwen zonder hechtlapje (afbeeldingen volgen).
De nesten worden bekleed met ovale stukjes blad die ze met hun kaken uit allerlei planten uitsnijden. Van daar de naam behangersbij of bladsnijder. Planten die onder meer worden gebruikt zijn roos, hosta en geranium. In Nederland zijn 13 soorten behangersbijen waargenomen waarvan 6 soorten landelijk of regionaal min of meer algemeen zijn. |