literatuur wilde bijenoverzicht |
Baal, T., B. Denker, W. Mühlen & B. Surholt (1994). Die Ursachen des Massensterbens von Hummeln unter spätblühenden Linden. Natur und Landschaft 69 (9): 412-418. |
Bellman, H. (1998). Gids van bijen, wespen en mieren. Tirion, Baarn, pp.336. |
Benno, P. (1969). Vliesvleugelige insekten - Hymenoptera, Angeldragers, Hymenoptera Aculeata De Nederlandse bijen, Apoidea. Wetenschappelijke Mededelingen KNNV 18. KNNV, Hoogwoud, pp. 32. |
Blacquuiere, T. , J.J.M. van der Steen & A.C.M. Cornelissen (2009). Visie bijenhouderij en insectenbestuiving. Analyse van bedreigingen en knelpunten. Plant Research International, Waginingen UR. pp. 64. |
Boer, E.P. de (2001). Wilde bijen en Wespen in enekele terreinen van it Fryske Gea in 1999 en 2000. It Fryske Gea, Olterterp. pp. 86. |
Boer, E.P. de (2002). Fauna & beheer van wilde bijen en wespen in terreinen van it Fryske Gea. It Fryske Gea, Olterterp, pp. 50. |
Borms, J. (1989). Bossen en bijen. Wondere samenwerking. Groenkontakt 15 (2): 83-86. |
Brugge, B., E. van der Spek & M. Kwak (1998). Honingbijen in natuurgebieden. De Levende Natuur 99 (2): 71-76. |
Chevallerie, De La, H. (1986). Die hummelmordende Silberlinde. Das Gartenamt 35: 248. |
Dany, B. (1984). Stuifmeel winning vandaag. Mosbeux, Brussel, pp. 135. |
Donath, H. (1989). Vergiftigun von Insekten durch den Blütenbesuch an fremdländischen Lindenarten in der DDR. Entomologische Nachrichten und Berichten 33: 111-116. |
Ebmer, P.A.W., 1969. Die Bienen des Genus Halictus Latr. sl. Im Grossraum von Linz (Hymenoptera, Apidae). Naturkundliches Jahrbuch der Stadt Linz 15: 133-183. |
Ebmer, P.A.W., 1970. Die Bienen des Genus Halictus Latr. sl. Im Grossraum von Linz (Hymenoptera, Apidae). Naturkundliches Jahrbuch der Stadt Linz 16: 19-82. |
Ebmer, P.A.W., 1971. Die Bienen des Genus Halictus Latr. sl. Im Grossraum von Linz (Hymenoptera, Apidae). Naturkundliches Jahrbuch der Stadt Linz 17: 63-156. |
Ebmer, P.A.W., 1973. Die Bienen des Genus Halictus Latr. sl. Im Grossraum von Linz (Hymenoptera, Apidae). Naturkundliches Jahrbuch der Stadt Linz 19: 123-158; Fig 145-154. |
Entmann, K.J. (1990). Unterscheidung Giftigheid von Sippen der Gattung Linde (Tilia) für Hummeln und andere blütenbesuchender Insekten. Entomologische Nachrichten und Berichten 34: 155-158. |
Evertz, S. (1995). Interspezifische Konkurrenz zwischen Honigbienen (Apis mellifera) und solitären Wildbienen (Hymenoptera Apoidea) Natur und Landschaft 70 (4): 165-172. |
Fischer et al. (1981) Der Schweizerische Bienenvater: Lehrbuch der Bienenzucht. Fachschriftenverlag des Vereins Deutschschweizerischer Bienenfreunde, pp. 568. |
Goey, J.W.F.M. de (2000). Verkenning naar nieuwe mogelijkheden van bestuivingsonderzoek. Expertisecentrum LNV, Ede, pp. 17. |
Gool, H.J. van (1977). Bijenhouden met succes. Tjeenk Willink/ Noordduijn, Culemborg, pp. 356. |
Haeseler, V. (1982). Ameisen, Wespen und Bienen als Bewohner gepflasterter Bürgersteige, Parkplätze und Strassen (Hymenoptera Aculeata). Drosera 1: 17-32. |
Ham, R.W.J.M. van der, J.P. Kaas, J.D. Kerkvliet & A. Neve (1999). Pollenanalyse: stuilmeelonderzoek van honing voor imkers, scholen en laboratoria. Stichting Landelijk Proefbedrijf voor Insektenbestuiving en Bijenhouderij, Hilvarenbeek, pp. 156. |
Hensels, L.G.M. (1981). Drachtplantengids voor de bijenteelt. Pudoc, Wageningen, pp. 117. |
Hensels, L.G.M. (2000). Bestuiving land- en tuinbouwgewassen door honingbijen. Elsevier, Doetinchem, pp. 96. |
Hooper, T. (1997). Guide to bees and honey. Marston House, Somerset, pp. 272. |
Hoorde, A. van, M. Hermy, B. Rotthier & F.J. Jacobs (1996). Bijenplantengids. Informatiecentrum voor Bijenteelt van de Koninklijke Vlaamse Imkersbond, Merelbeke, pp. 95. |
Kats, R.J.M. (1998). Rouwbijen op het kerkhof en andere natuurwaarden van het stedelijk groen. Groen 54 (6): 24-27. |
Koster, A., 1986. Het genus Hylaeus in Nederland (Hymenoptera, Colletidae). Zooologische bijdragen 6: 1-120. |
Koster, A.,2000. Wilde bijen in het stedelijk groen, een evaluatie van ecologisch groenbeheer. Alterra-rapport 48. Alterra, Wageningen. 220 p. |
Koster, A., 2010. Wat goed is voor bijen, is goed voor de biodiversiteit. Tuin & Landschap 32 (12): 30-31. |
Koster, A., 2010. Betekenis van bijen voor mens en natuur: bijensterfte vergt extra maatregelen. Natura 106 (5): 140-142. |
Koster, A., 2010. Bijen en openbaar groen. Groencontact 36 (5): 10-13. |
Koster, A., 2012 Het jaar van de bij: actiejaar voor volkstuinders. Tuinliefhebber 2012(2): 6-8. |
Koster, A., 2013. Zonderwijk, de bermen, en het ecologisch groenbeheer. Bijenhouden 7 (8): 22-23. |
Koster, A., 2013. Wilde bijen in en om het stedelijk gebied. Groen 69: (3) 29-33. |
2013. Bijenhotels in de publieke ruimte. Groen 69 (12): 11-15. |
Koster, A., 2015. 35 jaar beheer van bloembezoekende insecten: maak het niet moeilijker dan het is. Groen 71 (2): 26-29. |
Koster, A., 2015. De rosse metselbij. Groen 71 (4): 33. |
Koster, A., 2015. Gewone sachembij. Groen 71 (6): 37. |
Koster, A., 2015. Wormkruidbij en duinzijdebij steeds meer stadsbijen. Groen 71 (7/8): 37. |
Koster, A., 2015. Lathyrusbij kansrijk in stedelijk gebied. Groen 71 (9): 26. |
Koster, A., 2015. Toekomst voor de grote bloedbij als stadsbij. Groen 71 (11): 9. |
Koster, A., 2015. Gewone geurgroefbij: gewoner kan het niet. Groen 71 (12): 11. |
Koster, A., 2016. Hotels voor de blauwe zandbij. Groen 72 (1): 21. |
Koster, A., 2016. Voorkom bodemverdichting met ecologische bijenlinten. Groen 72 (1): 4-6. |
Koster, A., 2016. Gehoornde metselbij (Osmia cornuta). Groen 72 (3): 11. |
Koster, A., 2016. Wespbijen en ecologische kwaliteit. Groen 72 (5): 14-15. |
Koster, A., 2016. Het nieuwe bijenhuis: een nieuw huis voor een nieuwe toekomst. Groen 72 (5): 38-39. |
Koster, A., 2016,
Blauwzwarte houtbij steeds minder zeldzaam, Groen 72 (7) |
Koster, A., 2016. Hoe krijg je wilde bijen in de tuin. Tuin & Landschap 38 (19): 44-45 |
Koster, A., 2016. Deze bijen kun je in de tuin verwachten. Tuin & Landschap 38 (19): 48-49. |
Koster, A., 2016. Grote wolbij, een juweel onder de bijen. Groen 72 (11): 22-23. |
Koster, A., 2016.
Bodemeigenschappen bepalenof er wilde bijen voorkomen. Groen 72 (10): 28-31 |
Koster, A., 2016. Wilde planten voor wilde bijen. Over geschikte begroeiingen en andere voorwaarden in de tuin. Oase 104: 12-16. |
Koster, A., 2016. Geelgerande tubebij steeds meer in tuinen. Groen 72(12): 24-25. |
Koster, A., 2116. Stimuleer nestplaatsen voor wilde bijen. Groen 72 (12): 36-42. |
Koster, A., 2017.
Klokjesbijen steeds meer afhankelijk van tuinen en de openbare ruimte. Groen 73 (2): 24-25. |
Koster, A., 2017. Pluimvoetbij: een buldozer onder de bijen. Groen 73 (3): 22-24. |
Koster, A., 2017. Hoe krijg je wilde bijen in de tuin? Tuin & Landschap 38 (19): 44-45. |
Koster, A., 2017. Deze bijen kunt je in de tuin verwachten. Tuin & Landschap 38 (19): 48-51. |
Koster, A., 2017. Bevlogen, bijen en wilgen. Oase 105:12-15. |
Koster, A., 2017. Ingezaaide bloemenmengels: alleen inzaaien niet voldoende. Groen 73 (3): 34-39. |
Koster, A., 2017. De waaghals onder de bijen. Groen 73 (4): 22-23. |
Koster. A., 2017. Tuinbladsnijder: de meestvoorkomende behangersbij. Groen 73 (5): 20-21. |
Koster, A., 2017. Meer stadsbomen voor bijen. Groen 73 (5): 30-35. |
Koster. A, 2017. Welke eetbare planten zijn ook voedzaam voor bijen? Tuin & Landschap 39 (11): 14-17. |
Koster, A. 2017. Breedbandgroefbij: een opvallend gebandeerde bij. Groen73 (6): 14-15. |
Overzicht periode Wellantcollege 2017-2019 |
Koster. A. 2017. Maskerbijen zie je gemakkelijk over het hoofd. Groen 73 (7): 38-39. |
Koster, A., 2018. Deskundige groene mbo'ers terug van weggeweest. Groen74 (6): 30-33. |
Koster, A., 2017. Factoren voor wilde bijen uin tuin, park en landschap. Groen 73 (10): 42-46. |
|
Kwak, M. (1994). Planten en bestuivers: achteruitgang leidt tot verschuivende relaties. Landschap 11 (1): 29-39. |
Kwak, M.M. & T. Schwab-Vos (1999). Bloemzaadmensels voor hommels, bijen en vlinders: handig of niet? Natura 96 ( 2): 41-43. |
Kwak, M.M. (1992). Bloembezoek door hommels. Natura 89 (4): 74-77. |
Kwak, M.M. (1994). Het hommelleven. Natura 91(2): 32-38. |
Lefeber, V. (1969). De aculeaten van de St. Pietersberg met inbegrip van Louwberg en Jekerdal. Entomologische Berichten, Amsterdam 29 (10): 224-240. |
Lefeber, V. (1983). Bijen en wespen (Hymenoptera, Aculeata) binnen de stedelijke bebouwing van Maastricht, 1. Natuurhistorisch Maandblad 72 (8): 143-146. |
Lefeber, V. (1983). Bijen en wespen (Hymenoptera, Aculeata) binnen de stedelijke bebouwing van Maastricht, 2. Natuurhistorisch Maandblad 72 (12): 253-255. |
Lefeber, V. (1984). Bijen en wespen (Hymenoptera, Aculeata) binnen de stedelijke bebouwing van Maastricht, 3. Natuurhistorisch Maandblad 73 (2): 27-29. |
Lefeber, V. (1984). Bijen en wespen (Hymenoptera, Aculeata) binnen de stedelijke bebouwing van Maastricht, 4. Natuurhistorisch Maandblad 73 (4): 74-76. |
Lefeber, V. (1991). Hymenoptera Aculeata (bijen en wespen) langs Limburgse spoorlijnen. Natuurhistorisch Maandblad 80 (4): 74-78. |
Lefeber, V. (1998). Weer aculeatennieuws uit Zuid-Limburg (Hymenoptera: Apidae) Entomologische Berichten 58 (12): 238-240. |
Madel, G. (1977). Vergiftungen von Hommeln durch den Nectar de Silberlinde Tilia tomentosa Moench. Bonn. Zoo. Beitr. 28 (1/2): 149-154. |
Malyshev, S.I. (1929). The nesting of Macropis Pz. (Hym. Apoidea) Eos, 5: 97-109. |
Maurizio, A. & F. Schaper (1994). Das Trachtpflanzenbuch. Ehrenwirth, München, pp. 334. |
Molengraaf, H. (1995). Insektensterfte onder linde. Natura 92 (9): 219. |
Mühlen, W., V. Riedel, T. Baal & B. Surholt (1994). Insektensterben unter blühenden Linden, Natur und Landschaft 69 (3): 95-100. |
Peeters, T.M.J. & M. Reemer (2001). Bijenfauna en beheer van zeven terreinen van natuurmonumenten. EIS, Leiden. pp. 67. |
Peeters T.M.J. et al. 2012. De Nederlandse bijen. Naturalis Biodiversity center. Leiden. 544 pp. |
Peeters, Th.M.J., I.P. Raemakers & J. Smit (1999). Voorlopige Atlas van de Nederlandse bijen (Apidae). EIS-Nederland, Leiden, pp. 230. |
Proctor, M.C.F., P.F. Yeo & A. Lack (1996). The natural history of pollination. Collins, London, pp. 479. |
Reemer, M., Th. Peeters, Th. Zeegers & W. Ellis (1999). Wilde bijen in Terreinen van Natuurmonumenten. EIS 1999-03, pp. 59. |
Saunders, S.A., R.W. Gracy, K.D. Schnackerz & E.A. Noltmann (1969). Are honeybees deficient in phophomannose? Science 164: 858-859. |
Scheuchl, E., 1996. Illustrierte Bestimmungstabellen der Wildbienen Deutschlands und Osterreichs. Band II. Megachilidae - Melittidae. Eigenverlag, Velden. 116 p. |
Schmid-Egger, C. & E. Scheuchl, 1997. Illustrierte Bestimmungstabellen der Wildbienen Deutschlands und Osterreichs. Band IIl. Andrenidae. Eigenverlag, Velden. 180 p. |
Schmiedeknecht, O., 1920.
Die Hymenopteren Nord- und Mitteleuropas. 2e aufl. Verlag G. Ficher. 1062 p. |
Sligter, L. (1999). Verbetering van de bijenhouderij in de Provincie Groningen. Vereniging tot Bevordering Der Bijenteelt in Nederland, groep Groningen, pp. 38. |
Smeekens, C.C. (2000). Bijen en bestuiving in de natuur. Vakblad Natuurbeheer 39 (3): 39-40. |
Smit, J., [1997].
Speuren langs het spoor: Verslag van 10 jaar bijen en wespen inventariseren op het spoorwegemplacement van Westervoort (1987 t/m 1996). Particuliere uitgave: 26 p. |
Speelziek, J.J. (1981). Werkboek bijen houden. Zomer & Keuning, Ede, pp. 164. |
Storch, H. (1983). Bij het vlieggat. Europese bijenteeltuitgaven, Brussel, pp. 68. |
Surholt B. & T. Baal (1995). Die bedeutung blühender Silberlinden für Insekten im Hochsommer. Natur und Landschaft 70 (6): 252-258. |
Surholt, B., B. Denker, T. Baal & W. Mühlen (1992). Ist Silberlindennektar giftig für Hummeln? Ein Video-Prortokoll von Freilandexperimenten. Apidologie 23: 335-337. |
Tautz, J. (2009). Honingbijen. KNNV. 278 p. |
Top, W. (1997). Honderd jaar Imkeren: Geschiedenis van de Vereniging tot Bevordering der Bijenteelt in Nederland 1897 - 1997. VBBN, Wageningen, pp. 288. |
Vecht, J. van der (1928). Hymenoptera Anthophila, Q XIII A. Andrena. Fauna van Nederland 4: 1-144. |
Vogel, S. (1986). Ölblumen und ölsammelnde Bienen - zweite Folge. Lysimachia und Macropis. Tropische und subtropische Pflanzenwelt 54. Akademie der Wissenschaften und der Literatur, Mainz, pp. 149-312. |
Wasner, U. (1990). Nochmals Hummelsterben unter spätblühenden Linden. LÖLF-Mitteilungen 3/90: 43-47. |
Weiss, K. (1982). Der Wochenend-Imker. Ehrenwirth, München, pp. 251. |
Westrich, P. (1987). Wildbienen-Schutz in Dorf und Stadt. Landesanstalt für Umweltschutz Baden Würtemberg, Karlsruhe, pp. 24. |
Westrich, P. (1989). Die Wildbienen Baden-Württembergs. Ulmer, Stuttgart, pp. 972. |
Westrich, P.(2011). Wildbienen, Die anderen Bienen, Friedrich Pfeill, München. 168. |
Westrich, P. (2018). Die Wildbienen Deutschlands. Ulmer,Stuttgart. 811 pp. |
Zucchi, H. (1996). Ist die Silberlinde rehabilitiert? Zur Diskussion um das Hummelsterben an spätblühenden Linden. Natur und Landschaft 71 (2): 47-50. |
Zucchi, H., (1995). Die Tierwelt eines städtischen Gartens. Zur Bedeutung naturnaher Flächen für den Artenschutz. Naturschutz und Landschaftsplanung 27: 169-175. |