literatuur wilde bijenoverzicht
Baal, T., B. Denker, W. Mühlen & B. Surholt (1994). Die Ursachen des Massensterbens von Hummeln unter spätblühenden Linden. Natur und Landschaft 69 (9): 412-418.
Bellman, H. (1998). Gids van bijen, wespen en mieren. Tirion, Baarn, pp.336.
Benno, P. (1969). Vliesvleugelige insekten - Hymenoptera, Angeldragers, Hymenoptera Aculeata De Nederlandse bijen, Apoidea. Wetenschappelijke Mededelingen KNNV 18. KNNV, Hoogwoud, pp. 32.
Blacquuiere, T. , J.J.M. van der Steen & A.C.M. Cornelissen (2009). Visie bijenhouderij en insectenbestuiving. Analyse van bedreigingen en knelpunten. Plant Research International, Waginingen UR. pp. 64.
Boer, E.P. de (2001). Wilde bijen en Wespen in enekele terreinen van it Fryske Gea in 1999 en 2000. It Fryske Gea, Olterterp. pp. 86.
Boer, E.P. de (2002). Fauna & beheer van wilde bijen en wespen in terreinen van it Fryske Gea. It Fryske Gea, Olterterp, pp. 50.
Borms, J. (1989). Bossen en bijen. Wondere samenwerking. Groenkontakt 15 (2): 83-86.
Brugge, B., E. van der Spek & M. Kwak (1998). Honingbijen in natuurgebieden. De Levende Natuur 99 (2): 71-76.
Chevallerie, De La, H. (1986). Die hummelmordende Silberlinde. Das Gartenamt 35: 248.
Dany, B. (1984). Stuifmeel winning vandaag. Mosbeux, Brussel, pp. 135.
Donath, H. (1989). Vergiftigun von Insekten durch den Blütenbesuch an fremdländischen Lindenarten in der DDR. Entomologische Nachrichten und Berichten 33: 111-116.
Ebmer, P.A.W., 1969. Die Bienen des Genus Halictus Latr. sl. Im Grossraum von Linz (Hymenoptera, Apidae). Naturkundliches Jahrbuch der Stadt Linz 15: 133-183.
Ebmer, P.A.W., 1970. Die Bienen des Genus Halictus Latr. sl. Im Grossraum von Linz (Hymenoptera, Apidae). Naturkundliches Jahrbuch der Stadt Linz 16: 19-82.
Ebmer, P.A.W., 1971. Die Bienen des Genus Halictus Latr. sl. Im Grossraum von Linz (Hymenoptera, Apidae). Naturkundliches Jahrbuch der Stadt Linz 17: 63-156.
Ebmer, P.A.W., 1973. Die Bienen des Genus Halictus Latr. sl. Im Grossraum von Linz (Hymenoptera, Apidae). Naturkundliches Jahrbuch der Stadt Linz 19: 123-158; Fig 145-154.
Entmann, K.J. (1990). Unterscheidung Giftigheid von Sippen der Gattung Linde (Tilia) für Hummeln und andere blütenbesuchender Insekten. Entomologische Nachrichten und Berichten 34: 155-158.
Evertz, S. (1995). Interspezifische Konkurrenz zwischen Honigbienen (Apis mellifera) und solitären Wildbienen (Hymenoptera Apoidea) Natur und Landschaft 70 (4): 165-172.
Fischer et al. (1981) Der Schweizerische Bienenvater: Lehrbuch der Bienenzucht. Fachschriftenverlag des Vereins Deutschschweizerischer Bienenfreunde, pp. 568.
Goey, J.W.F.M. de (2000). Verkenning naar nieuwe mogelijkheden van bestuivingsonderzoek. Expertisecentrum LNV, Ede, pp. 17.
Gool, H.J. van (1977). Bijenhouden met succes. Tjeenk Willink/ Noordduijn, Culemborg, pp. 356.
Haeseler, V. (1982). Ameisen, Wespen und Bienen als Bewohner gepflasterter Bürgersteige, Parkplätze und Strassen (Hymenoptera Aculeata). Drosera 1: 17-32.
Ham, R.W.J.M. van der, J.P. Kaas, J.D. Kerkvliet & A. Neve (1999). Pollenanalyse: stuilmeelonderzoek van honing voor imkers, scholen en laboratoria. Stichting Landelijk Proefbedrijf voor Insektenbestuiving en Bijenhouderij, Hilvarenbeek, pp. 156.
Hensels, L.G.M. (1981). Drachtplantengids voor de bijenteelt. Pudoc, Wageningen, pp. 117.
Hensels, L.G.M. (2000). Bestuiving land- en tuinbouwgewassen door honingbijen. Elsevier, Doetinchem, pp. 96.
Hooper, T. (1997). Guide to bees and honey. Marston House, Somerset, pp. 272.
Hoorde, A. van, M. Hermy, B. Rotthier & F.J. Jacobs (1996). Bijenplantengids. Informatiecentrum voor Bijenteelt van de Koninklijke Vlaamse Imkersbond, Merelbeke, pp. 95.
Kats, R.J.M. (1998). Rouwbijen op het kerkhof en andere natuurwaarden van het stedelijk groen. Groen 54 (6): 24-27.
Koster, A., 1986. Het genus Hylaeus in Nederland (Hymenoptera, Colletidae). Zooologische bijdragen 6: 1-120.
Koster, A.,2000. Wilde bijen in het stedelijk groen, een evaluatie van ecologisch groenbeheer. Alterra-rapport 48. Alterra, Wageningen. 220 p.
Koster, A., 2010. Wat goed is voor bijen, is goed voor de biodiversiteit. Tuin & Landschap 32 (12): 30-31.
Koster, A., 2010. Betekenis van bijen voor mens en natuur: bijensterfte vergt extra maatregelen. Natura 106 (5): 140-142.
Koster, A., 2010. Bijen en openbaar groen. Groencontact 36 (5): 10-13.
Koster, A., 2012 Het jaar van de bij: actiejaar voor volkstuinders. Tuinliefhebber 2012(2): 6-8.
Koster, A., 2013. Zonderwijk, de bermen, en het ecologisch groenbeheer. Bijenhouden 7 (8): 22-23.
Koster, A., 2013. Wilde bijen in en om het stedelijk gebied. Groen 69: (3) 29-33.
2013. Bijenhotels in de publieke ruimte. Groen 69 (12): 11-15.
Koster, A., 2015. 35 jaar beheer van bloembezoekende insecten: maak het niet moeilijker dan het is. Groen 71 (2): 26-29.
Koster, A., 2015. De rosse metselbij. Groen 71 (4): 33.
Koster, A., 2015. Gewone sachembij. Groen 71 (6): 37.
Koster, A., 2015. Wormkruidbij en duinzijdebij steeds meer stadsbijen. Groen 71 (7/8): 37.
Koster, A., 2015. Lathyrusbij kansrijk in stedelijk gebied. Groen 71 (9): 26.
Koster, A., 2015. Toekomst voor de grote bloedbij als stadsbij. Groen 71 (11): 9.
Koster, A., 2015. Gewone geurgroefbij: gewoner kan het niet. Groen 71 (12): 11.
Koster, A., 2016. Hotels voor de blauwe zandbij. Groen 72 (1): 21.
Koster, A., 2016. Voorkom bodemverdichting met ecologische bijenlinten. Groen 72 (1): 4-6.
Koster, A., 2016. Gehoornde metselbij (Osmia cornuta). Groen 72 (3): 11.
Koster, A., 2016. Wespbijen en ecologische kwaliteit. Groen 72 (5): 14-15.
Koster, A., 2016. Het nieuwe bijenhuis: een nieuw huis voor een nieuwe toekomst. Groen 72 (5): 38-39.
Koster, A., 2016, Blauwzwarte houtbij steeds minder zeldzaam, Groen 72 (7)
Koster, A., 2016. Hoe krijg je wilde bijen in de tuin. Tuin & Landschap 38 (19): 44-45
Koster, A., 2016. Deze bijen kun je in de tuin verwachten. Tuin & Landschap 38 (19): 48-49.
Koster, A., 2016. Grote wolbij, een juweel onder de bijen. Groen 72 (11): 22-23.
Koster, A., 2016. Bodemeigenschappen bepalenof er wilde bijen voorkomen. Groen 72 (10): 28-31
Koster, A., 2016. Wilde planten voor wilde bijen. Over geschikte begroeiingen en andere voorwaarden in de tuin. Oase 104: 12-16.
Koster, A., 2016. Geelgerande tubebij steeds meer in tuinen. Groen 72(12): 24-25.
Koster, A., 2116. Stimuleer nestplaatsen voor wilde bijen. Groen 72 (12): 36-42.
Koster, A., 2017. Klokjesbijen steeds meer afhankelijk van tuinen en de openbare ruimte. Groen 73 (2): 24-25.
Koster, A., 2017. Pluimvoetbij: een buldozer onder de bijen. Groen 73 (3): 22-24.
Koster, A., 2017. Hoe krijg je wilde bijen in de tuin? Tuin & Landschap 38 (19): 44-45.
Koster, A., 2017. Deze bijen kunt je in de tuin verwachten. Tuin & Landschap 38 (19): 48-51.
Koster, A., 2017. Bevlogen, bijen en wilgen. Oase 105:12-15.
Koster, A., 2017. Ingezaaide bloemenmengels: alleen inzaaien niet voldoende. Groen 73 (3): 34-39.
Koster, A., 2017. De waaghals onder de bijen. Groen 73 (4): 22-23.
Koster. A., 2017. Tuinbladsnijder: de meestvoorkomende behangersbij. Groen 73 (5): 20-21.
Koster, A., 2017. Meer stadsbomen voor bijen. Groen 73 (5): 30-35.
Koster. A, 2017. Welke eetbare planten zijn ook voedzaam voor bijen? Tuin & Landschap 39 (11): 14-17.
Koster, A. 2017. Breedbandgroefbij: een opvallend gebandeerde bij. Groen73 (6): 14-15.
Overzicht periode Wellantcollege 2017-2019
Koster. A. 2017. Maskerbijen zie je gemakkelijk over het hoofd. Groen 73 (7): 38-39.
Koster, A., 2018. Deskundige groene mbo'ers terug van weggeweest. Groen74 (6): 30-33.
Koster, A., 2017. Factoren voor wilde bijen uin tuin, park en landschap. Groen 73 (10): 42-46.
 
Kwak, M. (1994). Planten en bestuivers: achteruitgang leidt tot verschuivende relaties. Landschap 11 (1): 29-39.
Kwak, M.M. & T. Schwab-Vos (1999). Bloemzaadmensels voor hommels, bijen en vlinders: handig of niet? Natura 96 ( 2): 41-43.
Kwak, M.M. (1992). Bloembezoek door hommels. Natura 89 (4): 74-77.
Kwak, M.M. (1994). Het hommelleven. Natura 91(2): 32-38.
Lefeber, V. (1969). De aculeaten van de St. Pietersberg met inbegrip van Louwberg en Jekerdal. Entomologische Berichten, Amsterdam 29 (10): 224-240.
Lefeber, V. (1983). Bijen en wespen (Hymenoptera, Aculeata) binnen de stedelijke bebouwing van Maastricht, 1. Natuurhistorisch Maandblad 72 (8): 143-146.
Lefeber, V. (1983). Bijen en wespen (Hymenoptera, Aculeata) binnen de stedelijke bebouwing van Maastricht, 2. Natuurhistorisch Maandblad 72 (12): 253-255.
Lefeber, V. (1984). Bijen en wespen (Hymenoptera, Aculeata) binnen de stedelijke bebouwing van Maastricht, 3. Natuurhistorisch Maandblad 73 (2): 27-29.
Lefeber, V. (1984). Bijen en wespen (Hymenoptera, Aculeata) binnen de stedelijke bebouwing van Maastricht, 4. Natuurhistorisch Maandblad 73 (4): 74-76.
Lefeber, V. (1991). Hymenoptera Aculeata (bijen en wespen) langs Limburgse spoorlijnen. Natuurhistorisch Maandblad 80 (4): 74-78.
Lefeber, V. (1998). Weer aculeatennieuws uit Zuid-Limburg (Hymenoptera: Apidae) Entomologische Berichten 58 (12): 238-240.
Madel, G. (1977). Vergiftungen von Hommeln durch den Nectar de Silberlinde Tilia tomentosa Moench. Bonn. Zoo. Beitr. 28 (1/2): 149-154.
Malyshev, S.I. (1929). The nesting of Macropis Pz. (Hym. Apoidea) Eos, 5: 97-109.
Maurizio, A. & F. Schaper (1994). Das Trachtpflanzenbuch. Ehrenwirth, München, pp. 334.
Molengraaf, H. (1995). Insektensterfte onder linde. Natura 92 (9): 219.
Mühlen, W., V. Riedel, T. Baal & B. Surholt (1994). Insektensterben unter blühenden Linden, Natur und Landschaft 69 (3): 95-100.
Peeters, T.M.J. & M. Reemer (2001). Bijenfauna en beheer van zeven terreinen van natuurmonumenten. EIS, Leiden. pp. 67.
Peeters T.M.J. et al. 2012. De Nederlandse bijen. Naturalis Biodiversity center. Leiden. 544 pp.
Peeters, Th.M.J., I.P. Raemakers & J. Smit (1999). Voorlopige Atlas van de Nederlandse bijen (Apidae). EIS-Nederland, Leiden, pp. 230.
Proctor, M.C.F., P.F. Yeo & A. Lack (1996). The natural history of pollination. Collins, London, pp. 479.
Reemer, M., Th. Peeters, Th. Zeegers & W. Ellis (1999). Wilde bijen in Terreinen van Natuurmonumenten. EIS 1999-03, pp. 59.
Saunders, S.A., R.W. Gracy, K.D. Schnackerz & E.A. Noltmann (1969). Are honeybees deficient in phophomannose? Science 164: 858-859.
Scheuchl, E., 1996. Illustrierte Bestimmungstabellen der Wildbienen Deutschlands und Osterreichs. Band II. Megachilidae - Melittidae. Eigenverlag, Velden. 116 p.
Schmid-Egger, C. & E. Scheuchl, 1997. Illustrierte Bestimmungstabellen der Wildbienen Deutschlands und Osterreichs. Band IIl. Andrenidae. Eigenverlag, Velden. 180 p.
Schmiedeknecht, O., 1920. Die Hymenopteren Nord- und Mitteleuropas. 2e aufl. Verlag G. Ficher. 1062 p.
Sligter, L. (1999). Verbetering van de bijenhouderij in de Provincie Groningen. Vereniging tot Bevordering Der Bijenteelt in Nederland, groep Groningen, pp. 38.
Smeekens, C.C. (2000). Bijen en bestuiving in de natuur. Vakblad Natuurbeheer 39 (3): 39-40.

Smit, J., [1997]. Speuren langs het spoor: Verslag van 10 jaar bijen en wespen inventariseren op het spoorwegemplacement van Westervoort (1987 t/m 1996). Particuliere uitgave: 26 p.

Speelziek, J.J. (1981). Werkboek bijen houden. Zomer & Keuning, Ede, pp. 164.
Storch, H. (1983). Bij het vlieggat. Europese bijenteeltuitgaven, Brussel, pp. 68.
Surholt B. & T. Baal (1995). Die bedeutung blühender Silberlinden für Insekten im Hochsommer. Natur und Landschaft 70 (6): 252-258.
Surholt, B., B. Denker, T. Baal & W. Mühlen (1992). Ist Silberlindennektar giftig für Hummeln? Ein Video-Prortokoll von Freilandexperimenten. Apidologie 23: 335-337.
Tautz, J. (2009). Honingbijen. KNNV. 278 p.
Top, W. (1997). Honderd jaar Imkeren: Geschiedenis van de Vereniging tot Bevordering der Bijenteelt in Nederland 1897 - 1997. VBBN, Wageningen, pp. 288.
Vecht, J. van der (1928). Hymenoptera Anthophila, Q XIII A. Andrena. Fauna van Nederland 4: 1-144.
Vogel, S. (1986). Ölblumen und ölsammelnde Bienen - zweite Folge. Lysimachia und Macropis. Tropische und subtropische Pflanzenwelt 54. Akademie der Wissenschaften und der Literatur, Mainz, pp. 149-312.
Wasner, U. (1990). Nochmals Hummelsterben unter spätblühenden Linden. LÖLF-Mitteilungen 3/90: 43-47.
Weiss, K. (1982). Der Wochenend-Imker. Ehrenwirth, München, pp. 251.
Westrich, P. (1987). Wildbienen-Schutz in Dorf und Stadt. Landesanstalt für Umweltschutz Baden Würtemberg, Karlsruhe, pp. 24.
Westrich, P. (1989). Die Wildbienen Baden-Württembergs. Ulmer, Stuttgart, pp. 972.
Westrich, P.(2011). Wildbienen, Die anderen Bienen, Friedrich Pfeill, München. 168.
Westrich, P. (2018). Die Wildbienen Deutschlands. Ulmer,Stuttgart. 811 pp.
Zucchi, H. (1996). Ist die Silberlinde rehabilitiert? Zur Diskussion um das Hummelsterben an spätblühenden Linden. Natur und Landschaft 71 (2): 47-50.
Zucchi, H., (1995). Die Tierwelt eines städtischen Gartens. Zur Bedeutung naturnaher Flächen für den Artenschutz. Naturschutz und Landschaftsplanung 27: 169-175.
 
 
Voornaamste documenten die de basis vormen voor de bijen helpdesk  
Enkle titels Expliciet voor openbaar groen
Koster, A., 1987. Stedelijk groen, honingbijen en entomofauna. Groen 43, 10: 20-24.
Koster, A., 2000. Bijen in en om het openbaar groen: groenbeheer in de 20e eeuw. Groen 56, 2: 29-34.
Koster, A., 2000. Wilde bijen in het openbaar groen 2. Groen 56, 4: 11-16.
Koster, A., 2000. Wilde bijen in het openbaar groen 2: ecologische kwaliteit ook door bijen bepaald. Bijen
Koster, A., 2000. Wilde bijen in het stedelijk groen, een evaluatie van ecologisch groenbeheer. Alterra-rapport 48. Alterra, Wageningen. 220 p.
Koster, A., 2001. Openbaar groen op ecologische Grondslag. Proefschrift, Landbouwuniversiteit Wageningen. 264 p.
Koster, A. 2001). Bijen in openbaar Groen: pioniervegetaties, grasland, ruigte en beplantingen. Groen 57 (7/8): 23-29.
 
Volledig overzicht
Koster, A.,1980. Enkele gegevens over het bijengeslacht Hylaeus in Nederland in 1979 en 1980. Doctoraalverslag Rijksmuseum van Natuurlijke Historie, Leiden. 65 p.
Koster, A., 1982. Onkruiden en vegetaties op terreinen van de Nederlandse spoorwegen in relatie tot beheersaspekten. Doctoraalscriptie. Vakgroep Vegetatiebeheer, Plantenoecologie en Onkruidkunde Landbouwhogeschool Wageningen. 297 p.
Koster, A., 1985. De Bijenwolf, Philanthus triangulum Fabricius, 1775 algemeen op spoorwegterreinen in Zuid-Nederland, Hymenoptera: Sphecidae. Entomologische Berichten, Amsterdam 45, 6: 75-77.
Koster, A., 1985. Spoorwegterreinen van betekenis voor plant en dier. De Levende Natuur 86, 6: 194-199.
Koster, A., 1986. Aantekeningen over de spoorwegflora en -fauna van Friesland. Vanellus 39, 5: 113-121.
Koster, A., 1986. Het genus Hylaeus in Nederland (Hymenoptera, Colletidae). Zoölogische Bijdragen 36: 1-120.
Koster, A., 1986. Meer mogelijkheden voor insekten in wegbermen. De Levende Natuur 87, 5: 154-157.
Koster, A., 1986. Sterke uitbreiding van de Gehoornde maskerbij (Hylaeus cornutus Curtis, 1831) langs het spoor in Zuid-Limburg. Natuurhistorisch Maandblad 75, 12: 235-238.
Koster, A., 1987. De Dagvlinders langs spoordijken (Lepidoptera: Rhopalocera). Entomologische Berichten 47, 3: 39-41.
Koster, A., 1987. De flora van de Nederlandse Spoorwegen. Notitie 14. Ministerie van Landbouw en Visserij, Adviesgroep Vegetatiebeheer, Wageningen. 292 p.
Koster, A., 1987. Gevolgen van het uitzetten van bijenvolken voor andere bloembezoekers no 2. Bijenteelt 89, 6: 182-184.
Koster, A., 1987. Stedelijk groen, honingbijen en entomofauna. Bijenteelt 90, 3: 80-82; 90, 4:107-109.
Koster, A., 1987. Stedelijk groen, honingbijen en entomofauna. Groen 43, 10: 20-24.
Koster, A., 1987. Stedelijk groen, honingbijen en entomofauna. Natura 84, 6: 123-128.
Koster, A., 1988. Insektenbeheer: Gewenst beheer van sterk door de mens beïnvloede levensgemeenschappen zowel in het landelijk als in het stedelijk gebied. Wetenschappelijke Mededeling KNNV 187. 112 p.
Koster, A., 1988. Mogelijkheden tot drachtverbetering langs waterkanten in het stedelijk gebied. Bijenteelt 90, 10: 271-274.
Koster, A., 1988. Natuurlijke begroeiing op spoorwegterreinen als voorbeeld van een meer natuurlijk drachtgebied. Bijenteelt 90, 10: 167-170.
Koster, A., 1988. Natuurlijke begroeiing op spoorwegterreinen als voorbeeld van een meer natuurlijk drachtgebied. Bijenteelt 90, 10: 167-170.
Koster, A., 1988. Stedelijk groen meer oecologisch beheerd? De Levende Natuur 89, 6: 162-166.
Koster, A., 1988. Vooral insekten profiteren van stedelijk groen. Tuin & Landschap 10, 7: 19-21, 23.
Koster, A., 1989. Beheer van ongewervelde diersoorten. De Levende Natuur 90, 1: 32.
Koster, A., 1989. Insektenbeheer in wegbermen en langs spoorlijnen. In: W. Ellis, Wetenschappelijke Mededeling KNNV 192; 151-161.
Koster, A., 1989. Knelpunten bij aanleg en beheer van "natuurlijke" drachtgebieden. Bijenteelt 91, 11:
Koster, A., 1991. Spoorwegterreinen, toevluchtsoord voor plant en dier. KNNV, Utrecht. 236 p.
Koster, A., 1993. Ecologisch beheer van wilde drachtplanten. Bijen 2, 5: 131-132.
Koster, A., 1993. Vademecum wilde planten. Schuyt, Haarlem. 272 p.
Koster, A., 1994. De groene omgeving: een bijdrage aan een gezonde samenleving. Schuyt, Haarlem. 184 p.
Koster, A., 1996. Bijenteelt in breed maatschappelijk perspectief. Bijen 5, 5:163-165.
Koster, A., 1996. Locaties bijzondere planten van spoorbermen geactualiseerd. IBN-DLO & NS. 87 p.
Koster, A., 1998. Ecologisch beheer van beplantingen in het stedelijk gebied. IBN-rapport 369. Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek, Wageningen. 349 p.
Koster, A., 1998. Honingbijen en wilde bijen zijn concurrenten. Bijen 7, 10: 265-269.
Koster, A., 1998. Van tegeltuin tot lusthof. Een verkenning van de mogelijkheden voor groen en natuur in groenarme straten, buurten en compacte woonwijken of Vinexlocaties. IBN-Rapport. Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek, Wageningen. 391: 41 p.
Koster, A., 1999. Honingwinning in relatie tot maatschappelijke aspecten. IBN-rapport 438. Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek, Wageningen. 86 p.+ bijlage.
Koster, A., 1999. Wilde bijen in relatie tot het groenbeheer in Deventer. Rapport. Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek. 52 p.
Koster, A., 1999. Wilde bijen in relatie tot het groenbeheer in Maastricht. Rapport. Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek. 46 p.
Koster, A., 1999. Wilde bijen in relatie tot het groenbeheer in Nijmegen. Rapport. Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek. 41 p.
Koster, A., 1999. Wilde bijen in relatie tot het groenbeheer in Rotterdam. Rapport. Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek. 53 p.
Koster, A., 1999. Wilde bijen in relatie tot het groenbeheer in Zutphen. Rapport. Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek. 37 p.
Koster, A., 1999. Wilde bijen in relatie tot het groenbeheer in de stad Arnhem. Rapport. Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek. 21 p.; bijlagen.
Koster, A., 1999. Wilde bijen in relatie tot het groenbeheer in de stad Groningen. Rapport. Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek. 19 p; bijlagen.
Koster, A., 1999. Wilde bijen in relatie tot het groenbeheer in de stad Hilversum. Rapport. Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek. 45 p.
Koster, A., 2000. Bijen in en om het openbaar groen: groenbeheer in de 20e eeuw. Groen 56, 2: 29-34.
Koster, A., 2000. Ecologisch groenbeheer in Veenendaal rond het jaar 2000; een evaluatie van het beheer in de negentiger jaren: Alterra-rapport. 76. Alterra, Wageningen. 185 p.
Koster, A., 2000. Wilde bijen in het openbaar groen 2. Groen 56, 4: 11-16.
Koster, A., 2000. Wilde bijen in het openbaar groen 2: cologische kwaliteit ook door bijen bepaald. Bijen
Koster, A., 2000. Wilde bijen in het stedelijk groen, een evaluatie van ecologisch groenbeheer. Alterra-rapport 48. Alterra, Wageningen. 220 p.
Koster, A., 2000. Wilde bijen in relatie tot het groenbeheer in Barneveld en Voorthuizen. Alterra-rapport 041.73 p.
Koster, A., 2000. Wilde bijen in relatie tot het groenbeheer in de stad Ede. Alterra-rapport 19. 86 p.
Koster, A., 2001. Bijen in het openbaar groen: pioniervegetaties, Grasland, ruigte en beplantingen. Groen 57 (7/8): 23-29.
Koster, A., 2001. Ecologisch groenbeheer. Schuyt, Haarlem. 192 p.
Koster, A., 2001. Openbaar groen op ecologische Grondslag. Proefschrift, Landbouwuniversiteit Wageningen. 264 p.
Koster, A., 2001. Wilde bijen in relatie tot het groenbeheer in Amsterdam. Alterra-rapport. (in prep.)
Koster, A., 2001. Wilde bijen in relatie tot het groenbeheer in Sneek. Alterra, Wageningen.  & Gemeente Sneek. 81 p.
Koster, A., 2003. Exotische sierplanten: voedselbron voor veel insecten. Tuin  & Landschap 25 (22):40-41.
Koster, A., 2004 . Honingbijen in  Amsterdam. Kunstraad Amsterdam.
Koster, A., 2007. Plantenvademecum voor tuin park en landschap. Fontaine Uitgevers, s-Graveland: 416 p.
Koster, A., & P. Zonderwijk 1995. Hommelbeheer is vegetatiebeheer. Natura 92, 9: 234-235.
Koster, A., A. Oosterbaan & J.H. Spijker (2001). Ontwikkeling van natuur in de Nederlandse Steden. Werkdocument 13. Alterra, Wageningen, pp. 52.