Slanke groefbij
Lasioglossum fulvicorne
zwarte bijen (6-8mm) met een min of meer rond gezicht; achterranden sternieten min of meer geel doorschijnend
Lengte: vr 7-8, m 6-8 mm
Lees meer
 
 

-Grafiek en/of kaartje naar T.M.J .Peeters et al.. Waarneming.nl. en anderen.-
Vrouwtje: 2e en 3e tergiet met vrij lange basale haarvlekken; bovenzijde borststuk dicht gepunteerd en vrij dof/mat; 1 tergiet glad en zwak gepuncteerd; sporen achterschenen met 2-3(4) lange dunne doorns; lengte 7-8 mm.
Mannetje: lijkt veel op het vrouwtje; labrum donker of geel; onderkant antenne geelachtig; tergieten dyuidelijk gepuncteerd; lengte. 6-8 mm
Vliegperiode: april - september.
Nesten: in de groen
Bloembezoek
Appel, boerenwormkruid, kool, wilde cichorei ,paardenbloem, vijfvingerkruid, voorjaarsganzerik, wilg. Volgens Westrich, (2018): gewone ereprijs, zevenblad, spokehout.
Bloembezoek: volgens Westrich (1989) kool, wilde cichorei, appel, vijfvingerkruid, voorjaarsganzerik, wilg, boerenwormkruid, Paardenbloem. Verder ereprijs
Voorkomen in Nederland: zie samenvatting.
Koekoeksbijen: bloedbijen Sphecodes ferruginatus en S. hyalinatus.
Samenvatting Peeters, T.M.J., Raemakers, I. P., Smit, Jan: Lasioglossum folvicorne is van L. laticeps te onderscheiden door de iets langere kop. Op één melding uit de kustduinen na is deze groefbij niet uit het westen en noorden van het land bekend. Plaatselijk is de soort talrijk. Ze is in allerlei biotopen aan te treffen en nestelt in de grond. Het is een polylectische soort. De leefwijze is verder onbekend, maar vermoedelijk leeft ze solitair. Bevruchte vrouwtjes vliegen vanaf half maart, mannetjes en jonge vrouwtjes van de volgende generatie vanaf half juni tot in oktober.
 
Slanke groefbij - Lasioglossum fulvicorne Terug