|
Viltige groefbij
Lasioglossum prasinum
|
Bijen met een zwakke metaalachtige glans. Achterlijf vrouwtje voor een groot deel grijs viltig behaard; bij het mannetje is tergiet 7(punt van het achterlijf) rood gekleurd |
Lengte: vr &m 8 mm |
Lees meer |
|
|
|
|
|
|
Grafiek en/of kaartje naar T.M.J .Peeters et al.. Waarneming.nl. . |
Vrouwtje: achterlijf vrouwtje voor een groot deel grijs viltig behaard onder meer met doorlopende viltige banden op het rugsegment (tergieten) 2 en 3; borststuk dicht gepunteerd. |
Mannetje: het 7 tergiet (punt van het achterlijf) rood gekleurd; boven de mond (clypeus en labrum) licht geel. |
Vliegperiode: april-september |
Habitat: voornamelijk op heide en stuifzanden. |
Nesten: nestelen in de grond, kunnen grote aggregaties vormen. |
Bloembezoek
Voornamelijk struikhei, minder op dophei; volgens S. Falk (2017) ook gewoon biggenkruiid. |
Voorkomen in Nederland: voornamelijk in het oostelijke helft van het land en in het zeeduinen gebied. |
Beheer: heidebeheer. |
|
|
|
|
|
|
|