|
Rietmaskerbij
Hylaeus pectoralis |
Beide geslachten zijn goed herkenbaar aan het
puntloze, gladde en sterk glanzende 1e tergiet |
Lengte: vr & m 6-8 mm |
Lees meer |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
-Grafiek en/of kaartje naar T.M.J .Peeters et al.. Waarneming.nl. |
Vrouwtje: mesopleuron (zijkant borststuk vrij grof gepuncteerd met grote en kleine punten; tarsi bezet met lange haren die aan de top haakvormig zijn gebogen; bovenkaak met 2 tanden; lengte 6-8 mm. |
Mannetje: driehoek propodeum (achterkant borststuk) met grove dwarsrimpels; sternieten 2-5 met haarbandjes; ; lengte 5-8 mm |
Vliegperiode: De soort vliegt van eind mei tot eind augustus. Collectiemateriaal van de maand mei
en eerder heeft voor een groot deel betrekking op gekweekt materiaal.
|
Nesten: nestelt uitsluitend in oude rietgallen (rietsigaargallen) van
de halmvlieg (Lipara). |
Bloembezoek
Akkerdistel, braam, gewone engelwortel, kale jonker,
kattestaart, tormentil (zie ook litearuur onderzoek Koster, 1986). |
Voorkomen in Nederland: In Nederland wordt deze soort in de oostelijke helft van het land, voorbij
de lijn Amersfoort-Eindhoven, vrij zelden waargenomen Is verzameld bij
vennen en plassen (o.m. Oostvaardersplassen (1980) , in de duinen, in gestoorde heidevegetaties, in vochtige bermen, sloten en greppels en spoorbermen. |
|
|
bij vrouwtje mesopleuron vrij grof gepuncteerd met gote en kleine punten |
|
|
Rietmaskerbij - Hylaeus pectoralis |
Terug |
|
|
Hylaeus pectoralis |
Terug |
|
|
Hylaeus pectoralis op akkerdistel |
Terug |
|
|
Hylaeus pectoralis |
Terug |
|
|
|
Hylaeus pectoralis |
Terug |
|
|
Hylaeus pectoralis |
Terug |
|
|
|