Stuifmeel en nectar planten voor bijen

In Nederland komen inclusief de uitheemse planten enkele duizenden drachtplanten en bijenplanten voor. Voor  vrijwel alle typen tuinen en grondsoorten zijn planten voor bijen beschikbaar. Daar zijn lijsten voor (www.bijenplanten). Wat belangrijk is dat we bewust plantencombinaties samenstellen en ons realiseren wat de beperkingen zijn. Er is veel te winnen, maar we mogen ons niet rijk rekenen. Realiteitsbesef voorkomt teleurstelling  en is een basis voor duurzame ontwikkeling of verbetering van de wilde bijenstand en de positie van honingbijen. Enkele punten die aandacht krijgen zijn:

-

Verschillen tussen  en overeenkomsten met  drachtplanten en  bijenplanten

- Stuifmeel en nectarbloemen
- Frequentie en intensiteit van bloembezoek van honingbijen
- Voor welke bijen richten we onze tuin in
- Planten voor generalisten en specialisten (polylectische en oligiolectische bijen)
- Factoren die het voorkomen van bijen bepalen
 
 
Verschillen tussen  en overeenkomsten met  drachtplanten en  bijenplanten
Drachtplanten is een term uit de bijenhouderij. Het is afgeleid van ‘dracht’: Als bijen druk nectar en stuifmeel verzamelen is er dracht. Er staan dan veel planten in bloei. Als er weinig bloeiende planten zijn vliegen de bijen wel uit, maar dat gaat dan minder fanatiek. Voor wilde bijen maak dat niet uit die hebben vaak genoeg aan een paar m² planten: bijenplanten.  Een bijenvolk heeft het grootste deel van het vliegseizoen 1/2-1/4 ha bloeiend gewas nodig Als we het over dracht hebben denken we aan hectaren, bij bijenplanten aan m²-s
 
Stuifmeel en nectarbloemen
De meeste planten produceren zowel nectar als stuifmeel, maar vaak niet in evenredige hoeveelheden. Veel planten, zoals klaprozen  leveren alleen stuifmeel. Ander planten zoals passibloem leveren nauwelijks stuifmeel, maar veel nectar.
Honingbijen maken van nectar honing dat gebruikt wordt als reservevoedsel. Wilde bijen gebruiken de nectar alleen voor de broedcellen en als energiebron om in leven te blijven.
 
Alleen bloemen met meeldraden leveren voedsel voor bijen
Nectar wordt geleverd door nectarklieren en stuifmeel door meeldraden. Bij dubbel-bloemigen of bij composieten waar de buisbloemen plaats hebben gemaakt voor lint- bloemen, verminderen of verdwijnen de nectarklieren en de meeldraden.  Dit komt onder meer voor bij  Dahlia’s: links met een rij lintbloemen, rechts met vrijwel alleen lintboemen, de buisbloemen die nectar en stuifmeel leveren zijn grotendeels verdwenen. Om die reden zijn deze planten minder of ongeschikt als voedselplant voor bijen
 
Frequentie en intensiteit van bloembezoek
Krokussen zijn de eerst bloeiende substantiele drachtplanten voor honingbijen en hommels. Ze leveren nectar en veel stuifmeel. Doordat krokussen naast enkele andere bolgewassen het rijk alleen hebben, worden ze meestal druk  door  honingbijen bezocht. Een krokus is dus een zeer betrouwbare drachtplant. Ook als krokussen in kleine aantallen voorkomen, blijft de kans groot dat ze door honingbijen worden bezocht. Er is nauwelijks concurrentie met andere planten.
 
Prairielelie (Camassia leichtlinii)
Prairielelie (Camassia leichtlinii) is in principe een zeer goede drachtplant. Niet al te ver van een bijenstal wordt deze plant geregeld druk door honingbijen bezocht. De plant bloeit in mei-juni. Heeft daardoor veel concurrentie van andere planten. Zelfs als hij substantieel is aangeplant, is dat alles behalve een garantie op bijenbezoek.
 
Een tuin voor honingbijen of wilde bijen
Op welke bijen willen we de nadruk leggen bij het inrichten van een bijenvriendelijke tuin. Wil je zo hoog mogelijke productie van stuifmeel en nectar voor honingbijen of  ga je voor verscheidenheid van wilde bijen. De meeste planten voor wilde bijen worden ook door honingbijen bezocht. Dus een tuin voor wilde bijen is ook heel goed voor honingbijen.
 
Het overgrote deel van de drachtplanten(voor honingbijen) wordt ook door hommels bezocht. Artisjok is meer een hommelplant dan een drachtplant
 
Planten voor bijen
Het overgrote deel van alle typen in Nederland voorkomende tweezaadlobbige planten en veel bollen en knollen kunnen stuifmeel en nectar voor bijen leveren. Honingbijen en hommels hebb en een grote actiradius om deze planten te vinden. Met solitaire wilde bijen is dat anders. De planten moet relatief dicht bij het nest staan. Als een plant jaren op een plek staat, en nestgelegenheid in de buurt is, er vroeg of laat wilde bijen op zo'n plant af. Als je een tuin aanlegt en er geen wilde bijedn in de omgeving voorkomen, is het gewoon afwachten.

 

Een kruidenmengsel in een tuin
Op deze plek was geen bij te zien. Bij eenjarige planten is het onzeker of ze door wilde bijen worden bezocht. In een bloemrijke omgeving inclusief de tguin van de buren, zullen een aantal planten zeker worden bezocht. In een bloemarme omgeving of tuin, zullen eenjarige planten niet of nauwelijks voor wilde bijen functioneren. Het gebruik van zaadmengsels van eenjarige planten blijft dan beperkt tot honingbijen en (in mindere mate)  voor hommels. Dat kan een bewust keuze zijn waar niets mis mee is. Maar voor wilde bijen is continuïteit zeer belangrijk en dat ontbreekt vaak bij begroeiingen van eenjarige kruidenmengsels. .
 

Bloemrijke akkerrand - Dit fragment van een bloemrijke akkerrand ziet er fantastisch uit, maar voor wilde bijen heeft het hier geen betekenis. In tuinen zien we vaak hetzelfde.  In combinatie met andere planten en continuïteit van de ingezaaide soorten kunnen deze eenjarige planten voor wilde bijen wel gaan functioneren

Gele ganzenbloem in een tuin. De eerste jaren werden op deze plant nauwelijks wilde bijen gezien. Na 2015 zijn meer dan 10 soorten bijen waargenomen.  Dit is toe te schrijven aan de continuïteit van ganzenbloem  in combinatie met het voorkomen van andere bijenplanten. Als deze combinatie ontbreekt, blijft bijenbezoek meestal beperkt tot honingbijen en hommels.

 

Gele ganzenbloem in een tuin. De eerste jaren werden op deze plant nauwelijks wilde bijen gezien. Na 2015 zijn meer dan 10 soorten bijen waargenomen.  Dit is toe te schrijven aan de continuïteit van ganzenbloem  in combinatie met het voorkomen van andere bijenplanten. Als deze combinatie ontbreekt, blijft bijenbezoek meestal beperkt tot honingbijen en hommels.