Overzicht en indeling van de Nederlandse bijen
Indeling Nederlandse soorten:  35 bijengeslachten en ca. 370 bijensoorten
Zelfvoorziendend Koekoeksbijen
Zandbijen (74) Wolbijen * (bv) (3) Wespbijen (48)
Groefbijen (53) 2g Roetbijen (2) Bloedbijen (20)
Maskerbijen* (m) (25) Slobkousbijen (2) Koekoekhommels (7)
Hommels (22) Kleine harsbijen* (bv) (1) Viltbijen (*) (5) 2g
Metselbijen * (bv) (20) 2g Ertsbijen (1) Tubebijen (*) (7)
Behangersbijen* (bv) (15) Pluimvoetbij (1) Kegelbijen (*) (9)
Zijdebijen *p (9) Tronkenbij* (bv) (1) Rouwbijen (*) (2)
Sachembijen *p (8 ) Honingbijen (1) Verdwenen
Glansbijen (4) Mortelbijen *p (bv) (1) Pantserbijen
Klokjesbijen * (bv) (4) Grote harsbijen (1) Vlekkenbijen
Dikpootbijen (4) Houtbijen * (1) Zandloperbijen
Langhoornbijen (3) 2g
(7) getal tussen () aantal in Ned. (Peeters 2012) 2g bestaan uit 2 geslachten
* nestelen in hoofdzaak boven de grond (m) mondverzamelaar
*p nestelen zpwel boven als in de grond bv buikverzamelaar
(*) koekoeksbijen bij een aantal bijen die boven de grond nestelen    
 
Indeling naar levenswijze
Zowel bij de solitaire als bij de sociale bijen zijn de mannetjes alleen betrokken bij de paring. Het onderscheid tussen sociale en solitaire bijen is niet scherp. Bij de groefbijen komen vormen voor van levenwijze met sociale kenmerken (eusociale broedzorg). Gemakshalve wordt deze groep bijen op deze website tot de solitaire bijen gerekend.
Solitaire en sociale bijen
- Solitaire zelfvoorzienende bijen (ca. 240 soorten)  maken hun eigen nest en zorgen voor hun eigen broed. Daarnaast zijn er ca. 100 soorten parasitaire solitaire bijen.
- Sociale bijen  (honingbijen 1 soort  en hommels 20 soorten) leven in een bijenvolk met een taakverdeling. Er is een koningin die eitjes legt, de overige bijen, werksters (vrouwelijke bijen) helpen mee met onder meer het bouwen van het nest en de broedcellen  en zorgen voor de voedselvoorziening.
  Daarnaast bestaan er nog 9 parasitaire hommels.
Zelfvoorzienende en parasitaire bijen
- Zelfvoorzienende solitaire bijen (ca. 240 soorten) maken zelf hun nest en verzamelen  vooral stuifmeel voor hun eigen legsels.
- Parasitaire solitaire bijen ( ca. 100 soorten)  leggen net als de koekoek hun eieren in het nest van een andere bij. Deze bijen worden ook wel koekoeksbijen genoemd
Poot-, buik- en mondverzamelaars
Voor de ontwikkeling van ei tot bij is stuifmeel onmisbaar. Het transport van stuifmeel gebeurt grotendeels via de verzamelharen (scopa) aan de poten of aan de onderkant van het achterlijf of via de mond.
- Pootverzamelaars (inclusief hommels ca. 190 soorten) zijn gekenmerkt door dicht, en vaak lang behaarde achterpoten.
- Buikverzamelaars (ca. 45 soorten) hebben een dichte lange beharing aan de onderkant van het achterlijf: een buikschuier
- Mondverzamelaars missen deze beharing en verzamelen stuifmeel met hun mond dat vervolgens in hun krop wordt opgeslagen . Dat komt in Nederland alleen voor bij maskerbijen (25 soorten)
Bloembezoek: generalisten en specialisten
Het overgrote deel van de Nederlandse bijen vliegt op een groot aantal verschillende plantensoorten. De honingbij waarschijnlijk op enkele duizenden soorten (inclusief exoten). De meeste wilde bijen op tientallen tot meer dan 100 soorten. Een relatief klein gedeelte verzamelt stuifmeel op enkele soorten van één plantengenus of alleen op soorten van enkele plantenfamilies. Als het om nectar gaat zijn vrijwel alle Nederlandse bijen generalisten: zowel de vrouwtje als de mannetjes. Nectar dient vooral als energiebron.
- Generalisten (polylectisch): bijen (ca.300) die niet gebonden zijn aan bepaalde planten. Vliegen vaak op tientallen soorten planten die in de omgeving voorkomen. Het grote voordeel hiervan is dat ze minder kwetsbaar zijn voor het verdwijnen van bepaalde planten en dat ze in allerlei habitats kunnen voorkomen.
- Specialisten (oligolectisch): bijen (ruim 70 soorten) die op een beperkt aantal planten vliegt. Deze bijen zijn veel kwetsbaarder dan generalisten.
- Zeer gespecialiseerd (monolectisch): van de bovengenoemde groep zijn ca. 25 soorten sterk gespecialiseerd. Ze vliegen in Nederland op soorten van één plantengenus of enkele soorten van een plantenfamilie. Deze bijen zijn in het algemeen zeer kwetsbaar.
    Wijze van nestelen: in de grond of/en boven de grond
    De meeste solitaire wilde bijen graven zelf een nest in de grond; een veel kleine deel zoekt een nestplaats boven de grond; holle stengels van afgestorven planten, kevergangen in dood hout, bijenhotels.
    - Grondbewoners - Het overgrote deel (ca 275 + ca. 70 parasitaire bijen)  van de solitaire bijen nestelt in de grond.
    - Bovengrondse bewoners - Inclusief ca. 12 soorten parasitaire bijen nestelen ruim 70 soorten boven de grond in afgestorven holle stengels van onder meer riet, en braam,  in riet van rietdaken, in kevergangen van dood hout van bomen, in afrasteringspaaltjes, in gaten en spleten in muren etc. Voor deze groep bijen worden bijenhotels gemaakt en deze bijen komen vaak het meest in tuinen voor.
    Vliegperioden
    De bijen kunnen globaal in vier overlappende groepen worden ingedeeld:
    -  Vroege voorjaarsbijen: hoofdvliegperiode maart-april.
    - Late voorjaar en vroege zomerbijen: hoofdvliegperiode  mei-juni.  
    - Zomerbijen: hoofdvliegperiode :juli-augustus
    - Najaarsbijen: hoofdvliegperiode: september-oktober(alleen klimopzijdebij)
    Generaties
    Wilde solitaire bijen vliegen in een- (univoltien) of twee (bivoltien) generaties per kalenderjaar. De meeste bijen hebben 1 generatie per jaar.
    - Als de mannetje en vrouwtjes verspreid over een aantal weken gelijktijdig uit het nest komen en in die periode paren, is er sprake van een generatie bijen.
    - Als dat in twee perioden plaats vindt gaat het om twee generaties per jaar.
    De periodes zijn niet altijd even duidelijk van elkaar te onderscheiden.