Habitus: vrij kleine (4-6 mm) tot middelgrote (6-10mm) smalle, min of meer cilindrisch vormige, dun behaarde zwarte bijen; voorvleugels met twee ongeveer even grote submarginale cellen; de tweede teruglopende vleugelader mondt uit in de tweede submarginale cel (detail foto's volgen in de loop van 2011; de kaken zijn relatief groot. De wijfjes verzamelen stuifmeel met de (bleekgele) buikschuier aan de onderkant van het achterlijf. Mannetjes hebben een bultvormige richel aan de onderzijde van het achterlijf. Herkenning van vrouwtjes in het veld: de vrouwtjes zijn door een combinatie van kenmerken met een redelijke kans van zekerheid te herkennen: de grote, bloembezoek (zie hieronder) een de kleur van het stuifmeel (bij boterbloemen geel, bij campanula wit); herkenning van mannetjes is lastiger, maar in combinatie met vrouwtjes en planten, is een goede indicatie mogelijk. |