Een zeer klein aantal bijen is waargenomen

Boloog
Bombus confusus
Borststuk en eerste helft achterlijf zwart behaard, laatste drie achterlijfssegmenten roodbruin behaard.
Lengte: kon.19-22 mm, werkster 12-17 mm, man 13-17 mm.
Lees meer
Grafiek en/of kaartje naar T.M.J .Peeters et al.. Waarneming.nl. en anderen.
Vrouwtje: lichaam zwart; punt achterlijf rood; beharing zeer kort; eerste sprietlid zeer lang; achterlijf gedrongen; lengte kon. 20-22 mm, W 12-17 mm.
Mannetje: facetogen duidelijk groter dab bij andere hommels; antennen zeer kort; voorkant borststuk met een zeer smalle gele band; lengte. 13-17 mm.
Vliegperiode: mei - augustus
Nesten: nestelt onder stenen.
Bloembezoek
Beemdkroon, betonie, heggenwikke, rode klaver (M.Roos, 2012).
Voorkomen in Nederland: Uit Nederland verdwenen; vroeger voornamelijk in Zuid-Limburg.
Koekoeksbijen: onbekend (Westrich, 1989)
Samenvatting Peeters, T.M.J., Raemakers, I. P., Smit, Jan: De Nederlandse naam duidt op de grote ogen van de mannetjes. De soort is kleiner dan een vrouwtje van de steenhommel. De beharing van de bovenzijde van het borststuk is kort geschoren. In Nederland is de boloog slechts sporadisch aangetroffen. De meeste vangsten komen uit Zuid­ Limburg, met Gulpen als meest genoteerde vangplek. Buiten Zuid-Limburg werd de soort ook gevangen te Bergen op Zoom (1900), Terschelling (1913), Vorden (1919), Weert (1938) en Venlo (1941). Uit sommige jaren zijn er opvallend veel waarnemingen, zoals in 1924 bij Gulpen. Dit sluit aan bij de waarnemingen van Bols (1938) in België. De laatste waarneming in Nederland was een koningin op 7 mei 1942 te Tegelen (leg.Teunissen). Het nest wordt gemaakt onder stenen e.d. De mannetjes, en waarschijnlijk ook de vrouwtjes, gedragen zich als zweefvliegen of mannetjes van het graafwespengenus Astata. De soort vliegt van begin mei tot begin oktober.
 
Boloog - Bombus confusus
 
Boloog - Bombus confusus -