Hokjespeul -- Astragalus glycyphyllos
Vlinderbloemenfamilie - Fabaceae
Bijenplant
Een overblijvende plant
Bloeiperiode: juni-september
Bloem: bleek groengeel. b loeiwijze een tros
Blad: oneven geveerd en met uit negen  tot dertien  deelblaadjes 
Vrucht: een peul
Overige: met een grote penwortel
Lengte: 0,5-1,2; kunnen daardoor in Ø zeer grote planten vormen
 
 
 
 
 
Milieu en groeiplaats: op licht vochtige, matig voedselrijke (maar stikstofarme) kalkrijke of leemhoudende bodemsmergel, rivierklei, zand, leem en gruizige tot stenige standplaatsen) ; Zon tot halfschaduw. Langs bosranden en struwelen in ruig graslanden bermen, dijken, vooral in het buitenland op stenige hellingen; in ieder geval tot ca. 1995 langs spoorwegen en spooremplacementen.
Verspreiding in Nederland: zeldzaam
Toepassing: niet bekend; zaad is wel in de handel, maar de plant stelt hoge eisen aan een duurzame standplaats.
Beheer: hooguit een keer per jaar in het najaar maaien.
Wilde solitaire bijen: gewone langhoornbij.
Dracht: nectar en stuifmeel. nog geen overtuigend bezoek van honingbijen waargenomen.
 
Plaat - (Bron plaat: Flora Batavia Jan Kops et al.)
 
(Bron: links: Carl Axel Magnus Lindman: Bilder ur Nordens Flora; rechts: O.W. Thomé Flora von Deutschland, Österreich und der Schweiz)
 
Plant
 
Fragment
 
Bloeiwijze
 
Gewone langhoornbij (vr)