Aster divaricatus
Composietenfamilie - Asteraceae |
Drachtplant, bijenplant, vlinderplant, hommelplant |
|
Een overblijvende (vaste) plant |
Bloeiperiode: juli-september/oktober |
Bloem: wit, bloeiwijze een losse tuil |
Blad: blad vrij breed en getand |
Vrucht: nootje |
Overige: vrij dunne stengels |
Hoogte: 0,5-0,7 m |
|
|
|
|
|
|
|
|
Milieu en groeiplaats: vochtige tot vochthoudende, matig voedselrijke bodems; zonnig-licht beschaduwd. |
Herkomst: Noord-Amerika; soms verwilderd, tussen de voegen van het plaveisel. |
Toepassing: vooral in tuinen, zou ook in combinatie met andere vaste planten in openbaar groen kunnen worden toegepast. De soort vormt dichte begroeiingen en is redelijk concurrentiekrachtig. |
Beheer: eventueel onkruiden weren. |
Wilde solitaire bijen: zandbijen (onder meer Andrena denticulata); maskerbijen (Hylaeus communis) |
Dracht: nectar en oranjegeel stuifmeel. Indicatie voor dracht: code 3. |
|
Groeiwijze |
|
|
Fragment |
|
|
Toepassing in een tuin |
|
|
Honingbijen met oranjegeel stuifmeel |
|
|
Honingbijen |
|
|
Kruiskruidbij (Andrena denticulata) |
|
|
Gewone maskerbij (Hylaeus communis) |
|
|
Gewone maskerbij (Hylaeus communis) |
|
|