Alpen aster - Aster alpinus --
Composietenfamilie - Asteraceae
Drachtplant, hommelplant, vlinderplant
Een overblijvende (kort levende vaste) plant
Bloeiperiode: juni - juli (augustus)
Bloem: blauwviolet, soms wit, bloeiwijze alleenstaand en eindelings
Blad: de onderste bladen spatelvormig tot omgekeerd eivormig
Vrucht: een nootje
Overige: stengels en bladen behaard
Hoogte: 0,15-0,25 m
Opmerking: groeit in lage pollen
 
 
 
 
Milieu en groeiplaats: vochthoudende schrale (matig voedselrijke), maar  (neutrale) kalkhoudende bodems of op stenig substraat; zon.
Herkomst: berggebieden in en rond Midden-Europa.
Fauna: honingbijen, hommels, vlinders
Toepassing: rotstuinen inclusief stapelmuren, tuinen, tegeltuinen.
Beheer: als vaste plant beheren; kort levende vaste plant: bij teruglopen van de vitaliteit planten scheuren en opnieuw uitplanten.
Wilde solitaire bijen: niet waargenomen.
Dracht: nectar en stuifmeel(?). Indicatie voor dracht: code 1.
 
Plaat Alpen aster - Aster alpinus - (bron Curtis’s botanical magazine)
 
Alplenaster - Aster alpinus (foto Zuid-Frankrijk)