Nieuwnederlandse aster - Aster novi-belgii
Composietenfamilie - Asteraceae---- |
| Drachtplant, hommelplant, vlinderplant |
 |
Een overblijvende (vaste) plant |
| Bloeiperiode: september - oktober |
| Bloem: lila tot donker violet (vaak kweekvormen), bloeiwijze pluimvormig; |
| Blad: stengelbladen smal lancetvormig tot eirond, middelste en bovenste stengelbladen ongesteeld, met geoorde of hartvormige voet |
| Vrucht: nootje |
| Hoogte: 0,7-1,5 m |
| Opmerking: een veelvormige soort die het uitgangsmateriaal vormt voor een groot aantal cultivars. |
| |
| |
| |
| |
|
| Milieu en groeiplaats: vochtige, voedselrijke, zandige tot kleiige niet zure bodems; zonnig. |
| Herkomst en verspreiding in Nederland: Noord-Amerika; in Ned. vaak verwilderd |
| Toepassing: Toepassing: tuinen; zou binnen de bebouwde kom in zomen en andere ruige bloemrijke begroeiingen kunnen worden toegepast; opmerking kan zich in tuinen door wortel uitlopers sterk uitbreiden. |
| Beheer: Beheer: Als ruigte beheren, in principe zo lang mogelijk met rust laten; maximaal 1 x per jaar in de herfst maaien. |
| Wilde solitaire bijen: niet waargenomen |
| Dracht: nectar en oranjegeel stuifmeel. Indicatie voor dracht: code 2; in de buurt van bijenvolken vermoedelijke code 5. |
| |
| Een cultivar van neuwnederlandse aster in voortuin |
 |
| |
| Fragment neuwnederlandse aster in voortuin |
 |
| |
| De wilde/verwilderde soort langs een Kanaalberm |
 |
| |