Gele affodil - Asphodeline lutea
 Asphodilinefamilie - Asphodelaceae

Bijenplant, hommelplant, drachtplant.
Een overblijvende (vaste) plant.
Bloeiperiode: half mei-juni
Bloem: geel, met stervormig uitstaande bloembladen; bloeiwijze een aarvormige tros. De meeldraden steken ver buiten de bloem uit
Blad: blad blauwgrijs en lijnvormig toegespits (grasachtig)en tot ca. 30cm lang
Vrucht: een bolvormige doosvrucht
Overige: heeft stevige opgaande stengels
Hoogte: 0,7-1,2m
Opmerking: soms gedeeltelijk wintergroen. ook in de knopfase is de plant decoratief
 
Milieu en groeiplaats: min of meer vochthoudende, matig voedselrijke, niet zure zandige of leemhoudende bodems; zon.
Herkomst: het centrale en oostelijke Middellandse Zeegebied
Toepassing: tuinen, rotstuinen, prairietuinen. De plant is winterhard, maar wel zeer gevoelig voor winternatte bodems (veroorzaakt door regen of smeltende sneeuw. Voor de bloei gevoelig voor te droge grond .
Beheer: als vaste plant beheren.
Wilde solitaire bijen: vooral in Zuid-Limburg een kleine kans op de zwartblauwe houtbij.
Dracht: nectar en donderstergeel stuifmeel. Kan in de buurt van een bijenvolk druk worden bezocht
(Hb3-5). De plant op onderstaande foto werd druk door bijen bezocht (Schoonbron Z-L). Doordat de meeldraden ver buiten de bloem steken, kunnen bijen alleen vliegend of soms klimmend stuifmeel verzamelen.
 
Planten in een voortuin
 
Bloem en bloeiwijze
 
Bladen
 
Honingbij zoekt nectar
 
Honingbij zoekt nectar
 
Honingbij verzamelt vliegend stuifmeel
 
Honingbij verzamelt vliegend stuifmeel
 
In Midden- en Zuideuropa is de zwartblauwe houtbij aan te treffen