Engels gras - Armeria maritima --
Strandkruidfamilie - Plumbaginaceae
Hommelplant, drachtplant, bijenplant, vlinderplant
Een overblijvende (vaste) plant
Bloeiperiode: mei-juni (hoofdbloei) tot in september
Bloem: bloem roze, bloeiwijze een alleenstaand hoofdje
Blad: grasachtig smal
Vrucht: een openspringende driekleppige doosvrucht
Overige: groeiwijze grasachtig;  bloemstelen onvertakt, bladloos en behaard
Hoogte: 0,1-0,3 m
Opmerking: kan zeer diep wortelen: tot meer dan 0.8 m.
Als tuinplant vaak als groenblijvende pollen.
Milieu en groeiplaats: vochtige tot droge, brakke of matig voedselrijke, zandige tot kleiige bodems; op schorren en groene stranden, zeedijken, stenen taluds, tuunwallen en in wegbermen; in het binnenland plaatselijk op middenbermen en bermen van gepekelde wegen; zon.
Verspreiding in Nederland: in hoofdzaak in het Waddengebied. Op sommige plekken in de middenberm van autowegen.
Toepassing: gekweekte vormen worden ook in tuinen aangeplant.
Beheer: Grote oppervlakte worden begraasd; bermen en taluds worden 1 of 2 x per jaar gemaaid; houdt zich in het kustgebied op veel plekken onder actief beheer in stand.
Wilde solitaire bijen: groefbijen.
Dracht: nectar en stuifmeel. Indicatie voor dracht: code 1. In de omgeving van bijenvolken zeer waarschijnlijk 3-5.

Platen - (bron links:Flora Batava Jan Kops et al.; rechts: Flora Danica, Georg Christian Oeder)
 
Bloeiende planten
 
Bloeiende plant in Knop
 
Grasland op Schiermonnikoog
 
Een wegberm in Denemarken
 
Fragment van een vegetatie
 
Texel oprit naar de boot
 
Een fragment
 
Veluwe omgeving Garderen
 
Een gestapelde steenglooiing
 
Gemetselde steenglooiing
 
Aardhommel
 
Honingbij met stuifmeel en groefbij (rechts)
 
Groefbij met stuifmeel
 
Honingbijen
 
 
 
Een parelmoervlinder
 
Icarusblauwtje