Randjesbloem - Arabis caucasica
Kruisbloemenfamilie - Brassicaceae |
Drachtplant, hommelplant, bijenplant, vlinderplant |
|
Een overblijvende (vaste) plant |
Bloeiperiode: maart-mei |
Bloem: wit, bloeiwijze trosvormig |
Blad: blad ondiep ingesneden en zacht behaard; stengelbladen halfstengelomvattend |
Vrucht: hauwen lang en dun |
Overige: in de eerste jaren een compacte groeiwijze. |
Hoogte: 0,1-0,2 (lengte uitlopers tot 0,3m |
|
|
|
|
|
|
|
Milieu en groeiplaats: op alle droge tot vochthoudende, neutrale, veelal stenige en minerale bodems; zonnig. |
Herkomst: Middellandse Zeegebied. |
Toepassing: tuinen, rotstuinen, tegeltuinen, geveltuinen. |
Beheer: als vaste plant beheren. In de eerste paar jaar na aanplanten, vormt deze plant een lage en vrij dichte begroeiing; na enkele jaren wordt de plant losser en ontstaan er open plekken waarin andere, wellicht minder gewenste planten kunnen gaan groeien. De plant moet dan worden gescheurd en opnieuw worden geplant door kleine toefjes van 3 rozetten + stengels bij elkaar in de grond steken. |
Wilde solitaire bijen |
|
Grasbij |
Andrena flavipes |
|
|
Tweekleurige zandbij |
Andrena bicolor |
|
|
Wespbijen |
Nomada |
|
|
Dracht: nectar en geel stuifmeel. Indicatie voor dracht: code Hb3. |
|
Bloeiwijze |
|
|
Verwilderd langs een heg |
|
|
Tweekleurige zandbij |
|
|
|
|
Grasbij |
|
|
Honingbijen |
|
|
|
|
|
|
|
|
Een wespbij (Nomada) |
|
|
Kleine vos |
|
|
Oranjetip |
|
|
|
|
|
|
Wolzwever |
|
|