Graslelie - Anthericum liliago --
Aspergefamilie - Asparagaceae; voorheen Leliefamilie - Liliaceae |
Drachtplant |
|
Een overblijvende plant |
Bloeiperiode: mei-juli |
Bloem: wit, bloeiwijze een losse tros |
Blad: wortelstandig en lang lijnvormig (grasachtig) |
Vrucht: een doosvrucht |
Hoogte:0,3-0,8m |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Milieu en groeiplaats: droge, schrale kalkhoudende bodems (zand, leem, krijtbodems; in kalkgrasland en langs bosranden, in Zuid-Frankrijk ook in lichte bossen. Zon. Verdraagt enige uren schaduw per dag. |
Verspreiding in Nederland: zeer zeldzaam in Zuid-Limburg. |
Toepassing: tuinen, rotstuinen eventueel geveltuinen; zaait zich in tuinen uit. |
Beheer: successie voorkomen. Hooguit 1 x per jaar in de nazomer of vroege herfst maaien. |
Wilde solitaire bijen: in nederland nog niet waargenomen. |
Dracht: nectar en oranje/oranje geel stuifmeel. Indicatie voor dracht: in onze tuin code Hb 3. Wordt in Zuid-Europa drukker door honingbijen bezocht. |
|
Plaat- (Bron plaat: Flora Batavia Jan Kops et al.) |
|
|
Bloem voorkant |
|
|
Bloem achterkant |
|
|
Graslelie in een hoekje naast het raam (het droogste hoekje van de tuin te vergelijken met een gevel- of tegeltuin. |
|
|
Fragment |
|
|
Acrobatische kunsten van honingbijen om stuifmeel te verzamelen |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Het lijkt er op dat de honingbij ook zijn kaken gebruikt om zich vaste te houden |
|
|