Gele anemoon - Anemone ranunculoides
Ranonkelfamilie - Ranunculaceae
Drachtplant, bijenplant
Een overblijvende (vaste) plant
Bloeiperiode: maart-mei
Bloem: geel, bloeiwijze alleenstaand
Blad: drie kortgesteelde, behaarde stengelbladen. bladen tot bijna de voet gedeeld; bladslippen grof gezaagd
Vrucht: dopvrucht
Hoogte: 0,1-0,2m
 
 
 
 
 
 
Milieu en groeiplaats: vochtige schrale kalkhoudende, en matig voedselrijke, humeuze bodems; vaak oude gerijpte en relatief weinig gestoorde bodems; voornamelijk in bosachtig milieu zoals hakhout, struwelen, heggen verder op grazige plaatsen onder meer in bermen; beschaduwd-licht beschaduwd; verdraagt op niet te droge bodem ook volle middagzon.
Verspreiding in Nederland: zeldzaam in Zuid-Limburg; verder ook stinzenplant.
Fauna: honingbijen, solitaire wilde bijen.
Toepassing: tuinen; onder heester en bomen en niet te sterk gesloten grasveld; verwilderd gemakkelijk in grasland.
Beheer: overgroeiing van andere soorten voorkomen; gras minimaal jaarlijks na juni maaien; in bos eventueel hakhoutbeheer.
Wilde solitaire bijen
  Tweekleurige zandbij Andrena bicolor  
  Groefbijen Lasioglossum  
Dracht: lichtgeel stuifmeel. Indicatie voor dracht: code1.
 
Plaat gele anemoon- (bron Flora Batavia Jan Kops et al.)
 
Een grasveldje in een tuin
 
Fragment
 
Een grasveldje in een tuin met o.m. gele anemoon en bosanemoon
 
Tweekleurige zandbij (Andrena bicolor)
 
Tweekleurige zandbij
 
Tweekleurige zandbij
 
Tweekleurige zandbij
 
Honingbijen