Oosterse anemoon - Anemone blanda
Ranonkelfamilie - Ranunculaceae |
Drachtplant |
|
Een knol gewas |
Bloeiperiode: maart-april |
Bloem: blauw; cultivars met allerlei kleuren |
Blad: wortelstandig en gedeeld |
Vrucht: doosvrucht |
Hoogte: 0,1- 0,15 m |
Opmerking: kan net als de andere anemonen bodembedekkend groeien |
|
|
|
|
|
|
Milieu en groeiplaats: vochtige, matige voedselrijke, neutrale, humus houdende bodems (lemig zand, zavel, lichte klei, gemiddelde tuingrond; niet te licht of te zwaar); zon - licht beschaduwd |
Herkomst: Zuidoost Europa onder meer Turkije en Griekenland. |
Toepassing: tuinen. eventueel ook in potten en plantenbakken; kunnen zich op geschikte bodem goed uitzaaien. |
Beheer: ten opzichte van de inheemse bosanemoon is blauwe anemoon minder duurzaam en loopt bij lichte verzuring en bodemverdichting snel terug. Als dat duidelijk merkbaar is kunnen ver na bloei, als het blad vrijwel is afgestorven, de knolletjes worden gerooid en opnieuw worden aangeplant; eventueel wat humus toevoegen. |
Wilde solitaire bijen: niet waargenomen. |
Dracht: nectar en stuifmeel. Indicatie voor dracht: code Hb 1 (3 in de omgeving van een bijenstal) |
|
Bloem/bloeiwijze |
|
|
Blauwe anemoon tussen klimop |
|
|
Blauwe anemoon verwilderd in een voortuin |
|
|
|
|
|
|
Honingbijen |
|
|
|
|
|
|
|
|