Kraailook - Allium vineale
Narcsisfamilie- Amarylllidaceae; voorheen Lookfamilie - Alliaceae
Bijenplant, dtachtplant, vlinderplant
Een bosgewas
Bloeiperiode: juni - augustus
Bloem: bloem roze tot purper of iets groenachtig; boeiwijze uit een eindelingse kluwen van broedbolletjes ontspringen lang gesteelde bloempjes; de meeldraden zijn iets langer dan het bloemdek; de bloeiwijze is meestal gemengd met broedbolletjes ,deze vallen op de grond en groeien weer uit tot nieuwe planten, maar meestal ontbreken bloemen geheel of grotendeels. bloeistengels rond en in verhouding tot bieslook zeer stug
Blad: vrijwel volledig halfrond tot rond, hol en grijsgroen
Vrucht: doosvrucht
Hoogte: 0,4-0,8 m
Milieu en groeiplaats: vochtige tot droge, matig voedselrijke, zandige tot kleiige bodems; in en op graslanden, dijken, bermen, spoorbermen; halfschaduw-zonnig.
Verspreiding in Nederland: in het grootste gedeelte van het land algemeen
Toepassing: in grasland in tuin, maar de soort kan zich sterk uitbreiden.
Beheer: als hooiland beheren; vegetaties worden doorgaans twee keer per jaar gemaaid.
Wilde solitaire bijen: maskerbijen (Hylaeus). Wilde bijen zijn op deze plant alleen waargenomen aan de voet van de Wageningse berg en op Vlieland. De combinatie van een vegetatie met bloeiende kraailook en nestgelegenheid voor wilde bijen is (zeer) zeldzaam.
Dracht: nectar en stuifmeel. Indicatie voor dracht: hb 3 binnen 100 m van een bijenstal. Op Vlieland werd deze plant in de tweede week van juli 2017 dagen achtereen vrij druk door honingbijen bezocht.
 
Platen - (bron links: Flora Batavia Jan Kops et al.; rechts: Flora Danica Georg Christian Oeder et al.)
 
Bloeiwijze
 
Bloeiwijze met broedbolletjes
 
Fragment vegetatie langs een bosrand
 
Donkere zijdebij
 
Donkere zijdebij
 
Gewone maskerbij
 
Honingbijen
 
 
 
 
Icarusblauwtje