Allium globemaster -- (Allium Cristophii x Allium Macleanii)
Narcsisfamilie - Amarylllidaceae; voorheen Lookfamilie - Alliaceae |
Drachtplant (waarschijnlijk ook: bijenplant, hommelplant, vlinderplant) |
|
Een bolgewas |
Bloeiperiode: rond juni |
Bloem: bloem roze; bloeiwijze een bolvormig scherm van ca. 20 cm Ø |
Blad: blad grijsgroen |
Vrucht: doosvrucht |
Hoogte: 0,7-1,0m |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Milieu en groeiplaats: voedselrijke, niet te droge, maar waterdoorlatende bodem. Zon. |
Herkomst: een kweekvorm; een kruising van Allium christophii en A. macleanii. |
Toepassing: tuinen, plantenbakken. |
Beheer: op te schrale grond met compost bijmesten. |
Wilde solitaire bijen: niet gezien, wordt zeer waarschijnlijk door wilde bijen bezocht |
Dracht: nectar en stuifmeel. Indicatie voor dracht: code 3-4. |
|
Plant en toepassing |
|
|
Bloeiwijze |
|
|
Honingbij |
|
|
Honingbij |
|
|
Honingbij |
|
|