Muskuskruid - Adoxa moschatellina -
Muskuskruidfamilie - Adoxaceae |
Drachtplant |
|
Een overblijvende (vaste) plant |
Bloeiperiode: april-mei |
Bloem: bloem groengeel en vergroeibladig; kroonslippen van de topbloem 4, van de zijdelingse bloemen 5; kelkslippen van de topbloem 2, van de zijdelingse bloemen 3, bloeiwijze eindelingse, min of meer ronde tot enigszins kantige hoofdjes die meestal een 5-tal (3-7) bloemen bevatten |
Blad: langgesteelde wortelbladen; bladen dubbel 3-tallig met eironde of langwerpige lobben; stengelbladen zijn 3-tallig en de deelblaadjes 3-lobbig |
Vrucht: een steenvrucht |
Overige: plant met kruipende wortels |
Hoogte: 0,05-0,15 m |
De zaden zijn kortlevend (ca. 1 jaar) |
|
Milieu en groeiplaats: vochtige, schrale tot matig voedselrijke, zandige, zavelige en lemige, humeuze bodems; in loofbossen, heggen, hakhoutbosjes, struweel; langs bospaden, holle wegen, in weg- en spoorbermen; halfschaduw. |
Verspreiding in Nederland: minder algemeen tot vrij zeldzaam in Zuid-Limburg en Oost-Gelderland; elders zeldzaam. |
Fauna: honingbijen. |
Toepassing: tuinen, parken; kan grote aaneengesloten vegetaties vormen. In kleinere tuinen kan deze plant tot in mei sterk domineren en andere lage voorjaarsplanten geheel of gedeeltelijk overgroeien. In mei sterft de soort volledig af. |
Beheer: te sterke schaduw voorkomen. |
Wilde solitaire bijen: niet waargenomen. |
Dracht: nectar en stuifmeel. Indicatie voor dracht: code Hb1(0); de waarnemingen zijn uit een tuin in Veenendaal op 30 m van een bijenvolk. |
|
Muskuskruid - Adoxa moschatellina - (bron links: Deutschlands Flora in Abbildungen.Johann Georg Sturm; onder: Flora Batava Jan Kops et al.) |
|
|
|
Bloeiwijze |
|
|
Vegetatie met speenkruid en look zonder look - |
|
|
Vegetatie van bovenaf gezien - |
|
|
Bosbegroeiing in Holypark Vlaardingen |
|
|