Wilde bertram - Achillea ptarmica -
Composietenfamilie - Asteraceae
Bijenplant
Een overblijvende (vaste)plant
Bloeiperiode: juli-september
Bloem: bloem wit; bloeiwijze tuilvormig
Blad:bladen kortgesteeld,smal lijnvormig en scherp gezaagd
Vrucht: een nootje
Overige: Een plant met ondergrondse uitlopers. Kan tot 0,8-1,0 diep wortelen en daardoor op een relatief droge bodem staan
Hoogte: 0,5-0,9 m; (maaivormen zijn vaak lager)
 
 
 
 
Milieu en groeiplaats: natte tot vochtige, matig voedselrijke tot vrij schrale, zandige tot kleiige bodems en op veen; in grazige en vrij ruige vegetaties in natte graslanden, langs rivier- en kanaaloevers, sloten en greppels, in wegbermen, langs spoorwegen, op spoorwegemplacementen en tussen basaltglooiingen; zon.
Verspreiding in Nederland: vrij algemeen op de hogere gronden in het binnenland en het rivierengebied.
Fauna: wilde bijen. wordt zelden bijen of vlinders op deze plant waargenomen
Toepassing: tuinen. Kan in tuinen op te rijke of omgewoelde bodem sterk woekeren.
Beheer: hoogstens een maal per jaar na de bloei maaien.
Wilde solitaire bijen
  Wormkruidbij Collets daveisianus 1 x talrijk waargenomen in Amsterdam
  Groefbijen Lasioglossum  
Dracht: Geen honingbijen waargenomen.
Platen - (bron links: Flora Batava Jan Kops et al.; rechts: Deutschlands Flora in Abbildungen.Johann Georg Sturm )
 
Plant en bloeiwijze
 
Bloeiwijze
 
Fragment
 
Hoofdje
 
Blad
 
Een vrijverkant
 
Wildebertram aan de IJssel
 
 
 
 
Wormkruidbij
 
Wormkruidbij
 
Wormkruidbij (m)
 
Wormkruidbij
 
Wormkruidbij
 
Wormkruidbij
 
Wormkruidbij
 
Wormkruidbij
 
Wormkruidbij
 
Wormkruidbij
 
Wormkruidbij
 
Wormkruidbij
 
Een groefbij
 
Een groefbij