Abelia - Abelia x grandiflora
(Kamperfoeliefamilie - Caprifoliaceae) |
Drachtplant, hommelplant |
|
Een heester |
Bloeiperiode: juli-augustus (begin september) |
Bloem: aan de binnenkant wit aan de buitenkant roze aangelopen, bloemen klokvormig, bloeiwijze een eindelingse pluim; kelk donkerroze, blijft na de bloei tot in de herfst; |
Blad: eirond en spits en met zwak getande bladrand, bovenkant blad glimmend groen, onderkant licht groen en met kleine haarbundeltjes in de nerfoksels. |
Vrucht: een bes |
hout: twijgen lichtbruin - roodbruin, overhangend |
Hoogte: tot ca. 1,5 m. |
|
|
Milieu en groeiplaats: vochthoudende, matig voedselrijke en veelal leemhoudende, zwakzure tot neutrale bodems; bij vorst windgevoelig; zon-halfschaduw. |
Herkomst: een bastaard (A.chinensis x A. uniflora) |
Toepassing: tuinen. |
Beheer: eventueel vorm- of verjongingssnoei. |
Wilde solitaire bijen: niet waargenomen. |
Dracht: nectar. Indicatie voor dracht: code 3. De bijen verzamelen nectar aan buitenkant van de bloem en
maken een gaatje in de bloembuis
(breken dus in). |
|
Heester |
|
|
Fragment |
|
|
Fragment |
|
|
Bloeiwijze met honingbij |
|
|
Bloeiwijze van boven gezien |
|
|
Bloem |
|
|
Bloem met onderaan de bloembuis met een gaatje gemaakt door een honingbij |
|
|
Een hommel |
|
|
Honingbijen |
|
|
Honingbijen |
|
|
Honingbijen |
|
|