Wilgenfamilie - Salicaceae Overzicht kenmerken per soort --

Tweehuizige bomen en struiken met ongedeelde bladen. Hier wordt voorlopig alleen ingegaan op het geslacht Salix (Wilg). Populier wordt hier niet als drachtplant genoemd, maar op verschillende soorten populieren (onder meer Populus nigra en P. canadensis) verzamelen honingbijen propolus.

Bloem - samengesteld uit honingklieren en meeldraden of stampers en een schutblad, bloeiwijze rechtopstaande, opgaande of min of meer afstaande, gele mannelijke en de groenachtige vrouwelijke katjes. Bloem is bij de verschillende soorten wilgen verschillend samen gesteld. Zie details
Vrucht: doosvrucht, zaden met zaadpluis.
Beheer: de bloemen van wilg zijn van zeer groot belang voor insecten in het bijzonder voor bijen en hommels. In de praktijk kunnen wilgen in het hele winter seizoen en in het voorjaar worden gesnoeid. Voor de bijen ligt het snoeien na de bloei het meest voor de hand. Op plekken waar vogels broeden, moet dat voor het broedseizoen, vaak voor de bloei. In die gevallen gefaseerd (voor de bloei) afzetten waar wilgen talrijk voorkomen. Dus het beheer over twee of drie jaar spreiden. Wilgen bloeien op overjarig (tweejarig hout)
  Overzicht soorten website  
  Salix alba - Schietwilg Salix pentandra - Laurierwilg
  Salix aurita - Geoorde wilg Salix purpurea - Bittere wilg
  Salix caprea - Boswilg Salix repens - Kruipwilg
  Salix daphnoides- Berijpte wilg Salix x sepulcralis - Treurwilg
  Salix dasyclados - Duitse dot Salix triandra - Amandelwilg
  Salix cinerea - Grauwe wilg Salix vinealis - Katwilg
  Salix fragilis - Kraakwilg  
 
Bloem Boswilg (Bronplaat links: O.W. Thomé Flora von Deutschland, Österreich und der Schweiz 1885, Gera, Germany)
tekening 1: mannelijke bloem met 2 meeldraden en 1 schutblad en aan de voet van het schutblad 1 honingklier; tekening 2: vrouwelijke bloem met 1 stijl verder als bij tek.1; tekenig 3: doosvrucht waaruit zich zaad met pluizen ontwikkeld.
 
Voorlopig overzicht kenmerken van wilgensoorten
Naast de soorten die hieronder worden genoemd komen veel bastaarden voor. Zie verschillende Nederlandse flora's; voor een uitgebreid overzicht zie: Stace, Cl. 2001. New  flora of the British isles. Cambridge University press:  pp 1130.
Blad klein of 2-4 x zolang als breed en meestal gedeeltelijk behaard; blad steeds verspreid
Boswilg Boom: jonge bladen aan boven- en onderkant fluweelachtig behaard; ouder blad aan onderkant behaard, bladtop spits en iets gedraaid; beharing jonge takken kort en wit. Katjes verschijnen voor de bladen; mannelijke katjes min of meer eivormig, de vrouwelijke langwerpig; meeldraden 2 en helmknopen geel, maar bij grauwe wilg vaak rood voor het openspringen; stijlen kort of afwezig; top schutblad donker tot zwartachtig; honingklier 1.
Kruipwilg Heester: takken kruipend en opstijgend, vaak vanuit de grond als of het wortelopslag is; blad klein, meestal (al dan niet door de zijdeachtige beharing) met een zilvergrijsachtige kleur, omgekeerd eirond tot lancetvormig en bladtop stomp of afgerond; jonge takken behaard; gewoonlijk niet hoger dan 1m.
Geoorde wilg Heester: jonge bladen dicht wollig behaard; beharing verdwijnt gedeeltelijk aan de bovenkant; blad dofgroen, rimpelig en teruggekromde top, steunblaadjes niervormig en groot; knoppen en jonge takken dun behaard.
Grauwe wilg Heester: blad in hoofdzaak op de nerven behaard, dofgroen, aan de onderkant blauwgrijsachtig; ca 3 tot ruim 6 cm lang; steunblaadjes zijn niervormig en kunnen snel afvallen; twijgen en knoppen zijn grijsviltig behaard.
 
Blad langwerpig tot lancetvormig gewoonlijk meer dan 4 x zo lang als breed, blad soms tegenoverstaand

a. blad aan de meeste takken tegenoverstaand

 
Bittere wilg Heester: katjes en bladeren gedeeltelijk tegenoverstaand. Takken glanzend geel of soms roodachtig Katjes voor de bloei verschijnend, rolrond en compact; meeldraden vergroeid, met 2 ± roodpaarse helmkoppen; stijl kort of afwezig; top schutblad zwart; 1 honingklier.
   

b. blad steeds verspreid

  Blad (vrijwel) kaal  
Kraakwilg Boom: blad lancetvorming met een lang toegespitste top, volgroeide bladen van onderen kaal, iets kleverig; twijgen olijfgroen en kaal. Katjes gelijk met de bladen verschijnend, langwerpig en slank; meeldraden 2; stijl kort of afwezig; schutblad groengeel; 2 honingklieren.
Amandelwilg Heester: takken kaal, geelgroen tot roodbruin Met sterk afbladderende schors Katjes gelijk met de bladen verschijnend, slank en kegelvormig; meeldraden 3; stijl kort of afwezig; schutblad geelgroen; honingklieren vr1/m2
Berijpte wilg Heester: blad zwak leerachtig, bovenzijde glanzend, onderkant grijsgroen en dof; jonge takken blauwachtig berijpt. Katjes voor de bloei verschijnend, langwerpig; meeldraden 2; stijl kort of afwezig; schutblad donker; 1 honingklier.
Laurierwilg Heester/boom: jonge takken glanzend roodbruin, kaal, en kleverig Katjes verschijnen tegen het einde van de ontplooiing van het bladblad, langwerpig en slank; meeldraden 5 (of meer); stijl kort of afwezig; schutblad geelgroen; 2 honingklieren
   
  Blad aan onderkant minstens gedeeltelijk blijvend behaard  
Schietwilg Boom: bladen langwerpig (5-10 cm), voet wigvormige en met een toegespitste top, bovenkant blad donker groen, jonge bladen aan beide kanten dicht zijdeachtig behaard, blad aan de onderkant blijvend behaard, bladrand gezaagd; twijgen, bruinachtig, geel of soms rood, aanvankelijk behaard, maar kaal wordend.

Katjes gelijk met de bladen verschijnend; langwerpig en slank; meeldraden 2; Stijl kort of afwezig; schutblad groengeel; honingklieren bij schietwilg vr1/m2; bij treurwilg 1

Treurwilg Boom: blad lancetvormig en onderkant zijdeachtig behaard takken geel en recht naar beneden hangend
Katwilg Heester: twijgen aanvankelijk grijsachtig behaard, kaal worden en groengeelachtig; bladen zeer smal, tot ca. 1,5 cm breed en 10 tot ruim 20 cm lang; bladeren in de jonge fase aan beide kanten grijs zijdeachtig behaard; bovenkant blad wordt grotendeels kaal en dofgroen; onderkant blad grijsviltig hehaard en bladrand vaak naar binnen gerold, Katjes voor de bloei verschijnend; langwerpig en slank behaard bij katwilg ook behaard; meeldraden 2; stijl Y-vormig; schutbladen donker tot bruinzwart; 1 honingklier.
Duitse dot Heester: blad langwerpige tot 10 20 cm lang en ca. 2,5 cm breed, tot 3 cm breed, de bovenkant dofgroen en spaarzaam behaard; onderkant blad aanvankelijk behaard, later kaal wordend en dan blauwgroen (beharing op nerven blijvend?); bladranden omgerold. Twijgen grauw- of donkerbehaard