Opmerking: op de meeste soorten zullen de bijen nu en dan stuifmeel verzamelen, maar met uitzondering van boekweit en adderwortel, stelt dat in de meeste gevallen weinig voor. In dit onderzoek zijn geen overtuigende waarnemingen van bijen met zichtbare stuifmeelklompjes verricht. De opgave van stuifmeel is grotendeels gebaseerd op literatuurgegevens (Speelziek, 1981 Maurizio, 1994. Ham, 1999). Verschillende duizendknopen worden als onkruiden betiteld. De eenjarige soorten kunnen op braakliggende terreinen massaal optreden en na een jaar al weer verdwenen zijn, terwijl sommige vaste planten zich decennia achtereen onuitroeibaar handhaven en daarbij alle andere planten van hun plaats verdringen. Voor bijenbezoek komen in hoofdzaak de geslachten duizendknoop (Persicaria), varkensgras (Polygonum) en kielduizendknoop (Faloppia) in aanmerking. Zuring wordt door sommige imkers als drachtplant genoemd (Maurizio, 1994; Speelziek, 1981; Fischer et al, 1974), maar worden hier niet in verband gebracht met bijen. |
Soorten in deze database |
Fagopyrum tataricum |
Franse boekweit |
|
Falopia baldschuanica |
Chinese bruidsluier |
|
Falopia japonica |
Japanse duizendknoop |
|
Persicaria amphibia |
Veenwortel |
|
Persicaria amplexicaulis |
Doorgroeiende duizendknoop |
|
Pesicaria bistorta |
Adderwortel |
|
Persicaria capitata |
Kogelduizendknoop |
|
Persicaria lapathifolia |
Beklierde duizendknoop |
|
Pericaria maculosa |
Persikkruid |
|
Soorten genoemd in het Plantenvademecum (Koster, 2007) waarvan nog geen foto's met bijen of vlinders beschikbaar zijn. |
Eriogonum umbellatum Zwavelduizendknoop
Vast/halfheester: jul-sep, geelachtig, blw. scherm; een matvormige plant die tot 1 m doorsnee kan uitgroeien. Cham, tot 0,3b. MILIEU: op sterk waterdoorlatende schrale, niet zure bodems en substraten; zon. Niet volledig winterhard en zeer gevoelig voor winternatte bodems. VERSPR: Noord-Amerika. FAUNA: hb[np geel]1; talrijk |
Fallopia convolvulus (Pologonum convolvulus) - Zwaluwtong
Eenjarig: jul-okt, groenachtig tot wit, blw. kransvormig, liggende of klimmende stengels. Ther, 0,2-1,5. MILIEU: vochtige tot droge, open zandige tot leemachtige voedselrijke bodems; op omgewerkte grond en braakliggende terreinen; op open gronden en tussen goed lichtdoorlatende, lage beplantingen; zon-tb. VERSPR.nl: algemeen. FAUNA: hom, hb[n]1. BEHTYP: P7, P9droog. Fallopia dumetorum (Polygonum dumetorum) - Heggenduizendknoop
Eenjarig: jul-okt, groenachtig tot wit, blw. kransvormig, liggende of klimmende stengels. Ther, 0,2-2,5. MILIEU: droge voedselrijke zandige tot lemige bodems; in beplantingen bijv; vakken met rimpelroos (ros rugosa); zon-tb. VERSPR.nl: vrij algemeen in de Hollandse duinen, de zandgronden in het binnenland. BEHTYP: Bos4, 7. |
Rumex obtusifolius - Ridderzuring
Vaste plant: jun-okt, groenig: Hemi, penwortel, 0,7-1,5. MILIEU: vochtige of vochthoudende, zeer voedselrijke en vaak bemeste bodems; in gestoorde stadsplantsoenen, geklepelde grasvelden, bermen, in paardenweiden, op beschaduwde plaatsen in het gras, vaak onder loofhout en op braakliggende terreinen; zonnig-beschaduwd. VERSPR.nl: zeer algemeen. BEHEER: om soort terug te dringen moet er twee tot drie per jaar worden gemaaid. De eerste maaibeurt moet voor de zaadvorming plaatsvinden. Plant kunnen ook, direct voor de zaadvorming diep, onder de grond worden afgestoken. Ook bij afsteken van de wortel kan de plant nog jaren standhouden. In een tuin in een gazon dat gemiddeld 15-20 keer per jaar werd gemaaid, werden wortels van planten minstens 10 jaar oud (1-2 cm dik en zeer taai) en liepen steeds uit als het maaien vier tot 5 weken werd overgeslagen. 1 x in het Vondelpark, in de omgeving van een aantal bijenvolken stuifmeel verzamelende honingbijen waargenomen. |
|
|