Bomen. BLOEM: eenslachtig, meeldraden 6-12, stijlen 3-6 of stempels 3, blw. mannelijke bloemen in kleine kluwens bijeen en verenigd in hangende katjes bij tamme kastanje in opvallende staande katjes vrouwelijke bloemen in een bekerachtig omhulsel waarin de vrucht zich ontwikkelt. VRUCHT: noot (kastanje, eikel, beukennootje). OPMERK: door het bekerachtige omhulsel (napje) wordt de familie ook napjesdragersfamilie genoemd. Voor bijen is tamme kastanje het meest van belang; maar volgens literatuuropgaven verzamelen honingbijen ook stuifmeel op eik en beuk. In bosrijke gebieden van Europa speelt dat een aanzienlijk grotere rol dan in het verstedelijkte Nederland. |