Composietenfamilie - Asteraceae |
Overzicht soorten |
|
Meestal kruiden, soms struiken of halfstruiken met gewoonlijk verpreidstaande bladen. |
Voor een uitvoerige beschrijving van de composieten wordt verwezen naar , E.J., R. & CH. & T. Westra, 1991. Nederlandse oecologische flora Deel 4; pag. 25-33. Voor details en sommige uitzonderingen wordt verwezen naar de beschrijvingen op deze website. |
Boem, bloeiwijze en omwindsel
Bloem: meestal talrijke kleine vergroeidbladige bloemen (3) Bloeiwijze en Omwindsel bij zonnebloem:een gemeenschappelijke bloembodem (1) waarop de bloemen meestal dicht opeen staan en die worden omgeven door een gemeenschappelijk omwindsel (2). De omwindselbladen worden vaak als kelkbladen aangezien. |
|
Bloemvorm: de bloemen kunnen buisvormig of lintvormig zijn (zoals bij een zonnebloem); de hoofdjes kunnen alleen uit buisbloemen bestaan (boerenwormkruid) of lintbloemen (paardenbloem). |
Dus een paardenbloem is geen bloem, maar een verzameling van honderden kleine bloemen. Dit geldt ook voor zonnebloem, margriet enzovoort. Een hoofdje is dus een soort schijnbloem. |
|
Buisbloemen zijn buisvormig en aan de top (4-) of 5 tandig en meestal vrij regelmatig (radiaalsymmetrisch). Bij lintbloemen is dat niet het geval, daar is één zijde van de bloem lintvormig uitgegroeid. Soms zo kort dat het zonder loep niet als straalbloem wordt herkend. |
Lintbloemen en straalbloemen: op de website worden lintvormige bloemen als lintbloemen aangeduid. Maar er is een principieel verschil tussen lintbloemen en straalbloemen. Straalbloemen bevinden zich aan de rand van de bloembodem en zijn vrouwelijk; de lintbloemen bevinden zich op de hele bloembodem en zijn tweeslachtig. Straalbloemen hebben in principe aan de top drie tanden; lintbloemen hebben er 5 zoals dat ook bij de tweeslachtige buisbloemen het geval is: ze lijken het meest op een soort getransformeerde buisbloemen. |
Lint- en straalbloemen |
|
|
Lintbloemen van havikskruid 5-tandig |
Straalbloemen van margriet 3-tandig |
|
---- |
Samenstelling bloemen: er zijn drie samenstellingen mogelijk: |
1 |
Buisbloemen in het midden en lintbloemen langs de rand |
Voorbeelden |
2 |
Alleen lintbloemen |
Voorbeelden |
3 |
Alleen buisbloemen |
Voorbeelden |
|
Voortplantingsorganen: de bloemen zijn in principe tweeslachtig. Ze hebben 5 meeldraden en 1 stijl met meestal 2 stempels. Bij sommige soorten zijn de bloemen eenslachtig of de planten tweehuizig (vrouwelijke en mannelijke planten). Bij de meeldraden staan de helmdraden vrij van elkaar, maar de helmknoppen zijn met elkaar verkleefd en vormen een kokertje om de stijl. Bij de combinatie buis- en lintbloemen zijn de buisbloemen gewoonlijk tweeslachtig, de lintbloemen daaromheen vrouwelijk. Bij soorten met alleen lintbloemen zijn de bloemen eveneens tweeslachtig. |
|
Bij het overgrote deel van de composieten zitten de bloemen zo dicht opeen dat de details niet zonder moeite zijn te zien. Bij cichorei is verband tussen de meeldraden en de stijlen redelijk goed zichtbaar. De helmdraden zijn aan de onderkant vrij (1), de blauwe helmknoppen zijn om de stijl heen met elkaar verkleefd (2), en de behaarde stijl brengt al groeiende het stuifmeel dat aan de binnenkant van de helmknoppen vrij komt naar buiten (3). Bijen kunnen het dan gemakkelijk verzamelen. |
|
Vrucht: het vruchtbeginsel is onderstandig (visueel onder de kelk en bloemkroon) een nootje (4) op de bloembodem) dat vaak van een pappus (pluis) is voorzien waardoor het door de wind kan worden verspreid; bijvoorbeeld het pluis van paardenbloem en distel. |
Zaadpluis gele morgenster |
Zaad met pappus van kardoen |
|
|
|
|
|
-- |
Terug |
Boemvorm composieten aan de hand van zonnebloem |
|
Zonnebloem in het midden met buisbloemen (B), langs de rand met lintbloemen (L). De bloeiperiode van composieten strekt zich vaak over een lange periode uit. De bloei van de buisbloemen begint aan de rand van het hoofdje en deze bloei verplaatst zicht naar het centrum, het groeipunt, van het hoofdje. Wat bij de meeste andere plantenfamilies de top van de bloeiwijze/groeipunt is, is bij de composieten het centrum van het hoofdje. |
Op de foto onder een detail doorsnede: 1 bloembodem, 2 bloeiende buisbloemen, 3 nog gesloten buisbloemen, 4 lintbloem, 5 stroschubben |
|
|
Straalbloemen |
|
|
Vijftandige buisbloemen met nog net zichtbare helmknoppen (1) en de stijl met ontplooide stempels(2). In de koker van de helmknoppen liggen ze nog tegen elkaar aan. Onder aan de buisbloem zitten de kelkbladen (3), met daaronder het onderstandig vruchtbeginsel (4) met daaromheen de stroschubben. |
|
|
Stroschubben. Na de bloei en tijdens de vruchtontwikkeling worden bij sommige soorten, voorzover aanwezig, de stroschubben zichtbaar, later ook de vruchten. |
|
|
De rijpe vruchten (nootjes) |
|
|
Stroschubben in de laatste fase. Uiteindelijk blijft de kale gemeenschappelijke bloembodem over |
|
|
Stroschubben van bovenaf gezien |
|
|
--- |
Terug |
Hoofdjes
met buisbloemen en lintbloemen |
Margriet met buis- en lintbloemen |
Aster |
|
|
|
|
Gele kamille |
Goudsbloem |
|
|
|
|
Woverlei |
Dhalia |
|
|
|
|
Afrikaanje |
Klein hoefblad |
|
|
|
|
Gewoon duizendblad |
Wilde bertram |
|
|
|
|
Guldenroede |
Rivierkruiskruid |
|
|
|
Terug |
Hoofdjes
met allen lintbloemen |
Paardenbloem met lintbloemn |
Akkermelkdistel |
|
|
|
|
Havikskruid |
Cichorei |
|
|
--- |
Terug |
Hoofdjes
met alleen buisbloemen |
Boerenwormkruid |
Huzarenknoop |
|
|
|
|
Kogeldistel |
Koninginnekruid |
|
|
|
|
Groot hoefblad |
Gewone klit |
|
|
|
|
Knikkende distel |
Kale jonker |
|
|
|
|
Korenbloem |
Knoopkruid |
|
|
|
Terug |
|