Klein hoefblad - Tussilago farfara
Composietenfamilie - Asteraceae |
Bijenplant, hommelplant, drachtplant, vlinderplant. |
|
Een overblijvende (vaste) plant |
Bloeiperiode: februari-april |
Bloem: geel, boeiwijze alleenstaand; bloemstengels spinwebachtig behaard en met eironde tot langwerpige, groene, (rood)bruinachtige schubben |
Blad: wortelstandig, min of meer rond, in het jongere stadium aan de bovenkant spinwebachtig behaard en aan de onderkant blijven witviltig behaard en tot ca. 15 tot 25 cm breed |
Vrucht: een nootje |
Overige: plant
met ondergrondse uitlopers die in open bodems (pionier situatie) tot ca. 1 m lang kunnen worden |
Hoogte: bloem 0,1-0,2 m; blad hoger. |
|
|
|
Milieu & groeiplaats: vochtige tot enigszins droge, voedselrijke, zandige tot kleiige bodems; op allerlei open mechanisch gestoorde of eroderende gronden; op braakliggende terreinen, in zand- en kleiafgravingen, in nieuw aangelegde of recent omgewerkte bermen, op dijken en langs oevers, randen van stadsvijvers, in en langs omgewoelde stadsplantsoenen, akkers, gronddepots en op halfverhardingen; zon. |
Verspreiding in Nederland: algemeen vooral in de randstad, daarbuiten vaak dun verspreid en lokaal zeer schaars tot vrij zeldzaam. |
Toepassing: wordt buiten educatieve tuinen nauwelijks toegepast. Zou op esthetische gronden goed in tuinen passen, maar heeft in tuinen meestal niet die mooie groeivorm als in de natuur op plekken waar de bodem tot rust is gekomen. |
Beheer: vraagt in principe geen speciaal beheer; het is een pionierplant die zich na het sluiten van de vegetatie nog lang kan handhaven. Hij kan het in gesloten grasland dat 1 x of 2 x per jaar wordt gemaaid nog 10 tot 15 jaar volhouden, maar verdwijnt op den duur wel. De vestigingsfase is van cruciaal belang. |
Wilde solitaire bijen:
|
Zandbijen - Andrena |
|
Asbij |
A. cineraria |
|
|
Gewone dwergzandbij |
A. minitula |
|
|
Meidoornzandbij |
A. carantonica |
|
|
Roodgatje |
A.haemorrhoa |
|
|
Tweekleurige zandbij |
Andrena bicolor |
|
|
Grasbij |
A. flavipes |
|
Overige bijen |
|
Gewone geurgroefbij |
Lasioglossum calceatum |
|
|
Rosse metselbij |
Osmia bicornis |
|
|
In relatie met wilde bijen functioneer klein hoefblad vrijwel alleen in de omgeving van open grond. Hierbij zijn globaal twee mogelijkheden: de bijen moeten er al voorkomen of de bodem wordt door natuurlijk erosie (kliffen, hellingen in zandgroeven) of door continue graaf werkzaamheden (kleiputten, zandafgravingen) steeds opengehouden. In gesloten begroeiingen, te ver van open gronden wordt klein hoefblad nauwelijks door solitaire bijen bezocht. |
Dracht: nectar en oranjegeel stuifmeel. Indicatie voor dracht: code 3. |
|
Platen klein hoefblad (bron plaat links:O.W. Thomé Flora von Deutschland, Österreich und der Schweiz 1885; plaat rechts: Deutschlands Flora in Abbildungen.Johann Georg Sturm) |
|
|
Hoofdje met buis en straalbloemen |
|
|
Omwindselbladen |
|
|
Bloemsteel |
|
|
Een pioniervegetatie |
|
|
Langs een plantsoen in een stadspark |
|
|
Grazig sloottalud |
|
|
Een vijverkant in Vlaardingen |
|
|
Fragment vegetatie |
|
|
Detail graslandtalud |
|
|
Fragment pioniervegetatie |
|
|
Een zandbij (Andrena minitula) |
|
|
Een groefbij Lasioglossum) (scrol voor meer foto's) |
|
|
Een groefbij Lasioglossum) |
|
|
Een groefbij (Lasioglossum) |
|
|
Een zandbij (Andrena bicolor) |
|
|
Een zandbij (Andrena carantonica) (beschikbaar gesteld door ©James Lindsey) |
|
|
Groefbijj |
|
|
|
|
|