Oostindische kers - Tropaeolum majus
Klimkersfamilie - Tropaeolaceae |
Hommelplant, drachtplant |
|
Een eenjarige plant |
Bloeiperiode: juli - september |
Bloem: bloem rood tot oranjegeel, tweezijdig symmetrisch, 5-tallig; kelkbladen bloemkroonachtig, het achterste kelkblad met een lange honingspoor, meeldraden 8 en 1 stijl; bloeiwijze okselstandig en alleenstaand. |
Blad: bladen met een min of meer centraal verbonden bladsteel |
Vrucht: een driedelige splitvrucht. |
Overige: vaak een klimplant |
Hoogte/lengte: 0,5-2,5 m |
Opmerking: plant met lange slappe stengels zowel klimmend als bodembedekkend |
|
Milieu: vochtige, voedselrijke bodems; zonnig. |
Herkomst: Bolivia, Colombia, Peru. |
Toepassing: in tuinen; zou ook als bodembedekker in jonge beplantingen kunnen worden toegepast. |
Beheer: in het begin wieden; bij langdurige droogte vooral in het begin water geven. |
Wilde solitaire bijen: niet waargenomen. |
Dracht: nectar en oranje geel stuifmeel. Indicatie voor dracht: code 3 (vlak bij een
bijenvolk 5.
|
|
Oostindische kers - Tropaeolum majus (bron wikipedia) |
|
|
Bloem |
|
|
Bloem |
|
|
Bloem van opzij met het achterste kelkblad met een honingspoor |
|
|
Kroonbladen met franjes |
|
|
Bladen |
|
|
Oostindische kers in een tuin |
|
|
Fragment |
|
|
Oostindische kers op een kwekerij |
|
|
Honingbij |
|
|
Honingbij |
|
|
Honingbij |
|
|
Honingbij |
|
|
Honingbij |
|
|
Oranjebruin stuifmeel |
|
|