Perzische klaver - Trifolium resupinatum
Vlinderbloemenfamilie - Fabaceae
Bijenplant, hommelplant, drachtplant.
Een eenjarige (of een overwinterende tweejarige) plant
Bloeiperiode: mei-september
Bloem: bloem paarsroze; de vlag van de bloem in de loop van de van de bloei naar onder teruggebogen (gedraaid); de kelk is wollig behaard en  na de bloei sterk opgezwollen (als bij aardbeiklaver), heeft 2 relatief  lange tanden, de roodachtig opgezwollen kelk is netvormig geaderd; bloeiwijze een (iets afgeplat) hoofdje, hoofdje in vergelijk in met andere klavers relatief klein ca. 1 cm breed;
Blad: blad als bij klaver, randen deelblaadjes scherp gezaagd;
Vrucht: een peul
: Hoogte: 0,1-0,4 m lang; stengels liggend tot opstijgend, hol en relatief dik,
Milieu: open lichte minerale (leemhoudende zandige - leem) bodems; volgens Hegi Flora 1975 ook op zoute bodems.
Herkomst: Zuid-Europa en Zuidwest-Azië en ingeburgerd rond het Middellandse Zeegebied; in Nederland soms adventief of verwilderd, maar (nog)niet standhoudend.
Toepassing: voedergewas en groenbemester (sterke stikstofbinder); wordt onder meer onder wintertarwe of als stoppelgewas uitgezaaid; kan ook op volkstuinen worden uitgezaaid. Ook op een kleine plek als sierplant
Beheer: moet steeds opnieuw worden uitgezaaid.
Wilde solitaire bijen: onder meer zandbijen (Andrena flavipes).
Dracht: nectar en stuifmeel. Indicatie voor dracht: code 3- 5.
 
Bloeiwijze
 
Hoofdje
 
Fragment begroeiing als groenbemester
 
Perzische klaver, in gezaaid als voedergewas en groenbemester
 
Een fragment
 
Detail
 
Detail
 
Grasbij (Andrena flavipes) -
 
Grasbij (Andrena flavipes)
 
Honingbijen -
 
Honingbijen