Grote tijm - Thymus pulegioides
Lipbloemenfamilie - Lamiaceae
Bijenplant, hommelplant, drachtplant, vlinderplant.
Een overblijvende (vaste) plant
Bloeiperiode: juni-augustus
Bloem: paars, bloeiwijze aan de top hoofdjesachtig; bloeistengel zwak vierkantig, alleen op de ribben behaard
Blad: blaadjes eirond en aan de voet hooguit gewimperd
Vrucht: splitvrucht
Overige: plant met opgaande stengels
Hoogte: 0,05-0,10; lengte 0,05-0,25 (0,5) m
 
 
 
 
 
Milieu en groeiplaats: droge tot iets vochtige, tamelijk voedselarme en zowel kalkrijke als kalkarme bodems; in grazige vegetaties, bermen, schrale graslanden, op rivier- en spoordijken, langs paden in bossen, heiden en duinen; zon.
Verspreiding in Nederland: vrij algemeen in het duingebied van Holland, in het binnenland vrij zeldzaam en achteruitgaand.
Toepassing: tuinen, tegeltuinen.
Beheer: maximaal 1 x per jaar in september maaien.
Wilde solitaire bijen: wordt vooral voor nectar in principe door allerlei soorten wilde bezocht onder meer:
  Behangersbijen Megachile  
  klokjesdikpoot (m) Melitta haemorrhoidalis  
  Wespbijen Nomada  
       
Dracht: nectar en stuifmeel. Indicatie voor dracht: code 3.
 
Plaat grote tijm (overgenomen van Wikipedia)
 
Bloeiwijze en stengel
 
Plant grote tijm
 
Berm met grote tijm
 
Een fragment van de bermvegetatie
 
Fragment met viltganzerik
 
Klokjesdikpoot mannetje
 
Klokjesdikpoot
 
Een wespbij mannetje
 
Een wespbij mannetje
 
Zandoogje