Kleine ruit - Thalictrum minus
Ranonkelfamilie - Ranunculaceae
Bijenplant, hommelplant, drachtplant.
Een overblijvende (vaste) plant
Bloeiperiode: juni-juli
Bloem: geel (meeldraden), met 4 groenachtige smalle bloemdekbladen; bloeiwijze een pluim
Blad: zwak blauwgroen, voor vorm zie foto
Vrucht: kokervrucht
Overige: plant met ondergrondse uitlopers, maar in tuinen veel minder lang dan poelruit
Hoogte: 0,5-1,3 m hoog
 
 
 
 
Milieu: droge, voedselarme, maar humus- en kalkhoudende bodems; op de meeste minerale grondsoorten, maar niet op zware klei; vooral een duinplant; verder op rivierdijken. zon-licht beschaduwd.
Verspreiding in Nederland: zeldzaam in het duin en rivierengebied, tussen 1980-1990 ook op de spoordijk bij Deventer.
Toepassing: tuinen, rotstuinen.
Beheer: in de duinen natuurlijke processen, begrazing; in grazige vegetaties (zelden buiten de kustduinen) in september maaien.
Wilde solitaire bijen: niet genoteerd wel in eigen tuin waargenomen.
Dracht: stuifmeel. Indicatie voor dracht: code 3.
 
Platen kleine ruit (Bron links:JaumeSaint-Hilaire,La flore et la pomone françaises vol.4; rechts:Floræ Austriacae vol5)
 
Plant kleine ruit
 
Fragment kleine ruit
 
Blad kleine ruit