Valse salie - Teucrium scorodonia -
Lipbloemenfamilie - Lamiaceae
Hommelplant, drachtplant, vlinderplant
Een overblijvende plant
Bloeiperiode: juli - augustus
Bloem: geelgroen tot witachtig; bloeiwijze een tros; de bloem zijn naar één kant gekeerd; bloem behaard; meeldraden paarsrood en buiten de bloem stekend
Blad: langwerpig tot eirond en met hartvormige voet; blad oppervlak bobbelig; bladrand. onregelmatig getand 
Vrucht: een splitvrucht
Overige: met dikke  ondergrondse uitlopers; stengels rechtopstaand, onderaan vaak iets houtig
Hoogte: 0,3-0,8 m
 
 
Milieu en groeiplaats:  droge, matig voedselarme, zwak zure, kalkarme, soms kalkhoudende grond zandige en lemige bodems; licht beschaduwde tot zonnige plaatsen; ook volle zon. In lichte bossen, bosranden, kapvlakten; bermen en taluds, zandgroeven, spoorbermen, randen van heideterreinen.
Verspreiding in Nederland: vrij algemeen op de binnenlandse zandgronden, Zuid-Limburg en in de duinen.
Toepassing: heemtuinen
Beheer: te sterke schaduw voorkomen.
Wilde solitaire bijen: Volgens Westrich 1989: grote wolbij en blauwe metselbij; zelf nog niet waargenomen:
Dracht: nectar en oranjegeel stuifmeel. Indicatie voor dracht: code Hb 3.
 
Plaat (Bron plaat links: Flora Batavia Jan Kops et al.;rechts: Flora Danica, Georg Christian Oeder et al. )
 
 
Bloeiwijze
 
Fragment bloeiwijze
 
Bloem
 
Bloem vooraanzicht
 
Planten tussen bramen
 
Open plek langs een bosrand
 
Honingbijen
 
 
Helmhokjes met stuifmeel klappen tegen de schedel
 
Fragment
 
Voorkant kop bepoederd met stuifmeel
 
Steenhommel
 
 
 
Aardhommel
 
Aardhommel
 
Akkerhommel met stuifmeel op zijn kop
 
Citroenvlinder