Douglasspirea - Spiraea douglasii
Rozenfamilie- Rosaceae |
| Drachtplant |
 |
Een heester |
| Bloeiperiode: juli-september |
| Bloem: roze, kelkbladen na de bloei teruggeslagen, bloeiwijze een pluim; honingring afwezig; het nectarium ligt onder de rand van de bloembodem; |
Blad: bladrand in de bovenste helft getand, van onderen wit- of grijsviltig, de kleine bladen onder de bloeiwijze meestal gaafrandig.
|
| Vrucht: vormt geen zaad |
| Hoogte: tot 1,5 (2,0)m |
| Opmerking: een compacte heester |
| |
| |
| |
| |
|
| Milieu en groeiplaats: van nature op vochtige bodems; in Nederland vaak op (schijnbaar droge?) zandige bodems (met een vochtige ondergrond?); onder meer langs spoorwegen en greppels; zonnig |
| Herkomst en verspreiding in Nederland: Noord-Amerika; door het hele land verwilderd vrij algemeen |
| Toepassing: tuinen en parken; de soort is vrij invasief. |
| Beheer: Buiten het stedelijke gebied de soort zo veel mogelijk tegengaan. |
| Wilde solitaire bijen: niet waargenomen. |
| Dracht: nectar en stuifmeel. Indicatie voor dracht: code Hb 1. 1 x talrijk langs een spoorgreppel bij Hilversum ( rond 1985). |
| Foto's volgen |
| |