Canadese guldenroede - Solidago canadensis
Composietenfamilie - Asteraceae
Bijenplant, hommelplant, drachtplant, vlinderplant.
Een overblijvende (vaste) plant
Bloeiperiode: augustus september
Bloem: bloeiwijze een pluim
Blad: langwerpig en behaard
Vrucht: nootje
Hoogte: 0,8-1,8 m
 
 
 
 
 
 
 
 
Milieu: vochtige, matig voedselrijke, zandige tot kleiige bodems; voornamelijk in ruigten; langs rivier- en kanaaloevers, vijverkanten, op braakliggende terreinen, spoordijken, spoorwegemplacementen, haven- en industrieterreinen, wegbermen en stadsplantsoenen; zon-halfschaduw.
Herkomst en verspreiding in Nederland: oorspronkelijk uit Noord-Amerika; ingeburgerd minder algemeen.
Toepassing: tuinen. tuinen, wordt meestal niet bewust toegepast; maar groeit wel op allerlei plekken in het openbaar groen. De plant is zeer invasief; moet vooral aan stadsranden niet worden toegepast. Ganadese guldenroede kan op grote oppervlakte tot dominantie komen en de biodiversiteit sterk onderdrukken.
Beheer: Onder meer door maaien ongewenste verdere uitbreiding voorkomen. Gevestigde vegetaties kunnen lang zonder actief beheer standhouden en zich uitbreiden. Het is een invasieve en concurrentiekrachtige soort die zeer dichte haarden kan vormen. Ten hoogste eenmaal in de drie jaar maaien; indien ongewenst dan enkele jaren een tot tweemaal per jaar maaien.
Wilde solitaire bijen: volgens Westrich 1989: zijn zandbijen (Andrena), groefbijen (Lasioglossum) en maskerbijen (hylaeus) te verwachten.
Dracht: nectar en geel stuifmeel. Indicatie voor dracht: code 3-5 als er bijenkasten in de buurt staan.
 
Bloeiwijze
 
Bloeiwijze
 
Stengel
 
Een overhoek met ruigte
 
Fort De Lage Fronten in Maastricht 1
 
Fort De Lage Fronten in Maastricht 2 met grote bevenelop de voorgrond
 
Fort De Lage Fronten in Maastricht 3 met Kattendoorn op de voorgrond
 
Solidago in een tuin
 
Honingbij
 
Honingbij
 
Honingbij
 
Honingbij
 
Honingbij
 
Honingbij
 
Honingbij