Schaduwkruiskruid - Senecio ovatus
Composietenfamilie - Asteraceae- |
Bijenplant, hommelplant, drachtplant, vlinderplant |
|
Syn: (Senecio nemorensis) |
Een overblijvende (vaste) plant |
Bloeiperiode: juli-september |
Bloem: geel; bloemen met 0-8 lintbloemen de binnenste omwindselkrans met ca. 8 rolronde blaadjes; omwindselbladen met zwarte top; bloeiwijze een tuil; |
Blad: langwerpig, fijn gezaagd, kort gesteld of zittend met versmalde voet; onderkant blad behaard |
Vrucht: nootje |
Overige: stengels vrij sterk vertakt, kantig en dicht met bladeren bezet |
Hoogte: 0,8-1,5 m |
|
|
|
Milieu en groeiplaats: vochtige, matig voedselrijke en vaak kalkhoudende leem- en bosbodems; in en langs bossen en struwelen; onder meer in en langs hellingbossen, langs spoorwegen en soms langs wegbermen maar vrijwel altijd bij bos, struweel of oude landschappelijke beplantingen; vooral op grote en kleinere plekken waar bos of hout is gekapt of afgebrand; zonnig-licht beschaduwd. |
Verspreiding in Nederland: in hoofdzaak in Zuid-Limburg. |
Toepassing: in heemtuinen, botanische tuinen. |
Beheer: bosranden- en ruigtenbeheer; schaduwkruiskruid heeft opengrond nodig om zich te kunnen vestigen, kan in ruigte en struweel lang stand houden, maar verdwijnt bij het sluiten van de houtige vegetatie; in opgaande bossen met voldoende zijwaardse lichtinval komt schaduwkruiskruid nog tot bloei. |
Wilde solitaire bijen: niet genoteerd. |
Dracht: nectar en geelachtig stuifmeel. Indicatie voor dracht: code 1. (Schaduwkruiskruid komt vrijwel altijd in kleine aantallen voor.) |
|
Plaat schaduwkruiskruid - (bron: Flora Batava, Jan Kops en F. W. van Eeden) |
|
|
Plaat schaduwkruiskruid - (bron: Deutschlands Flora in Abbildungen.Johann Georg Sturm) |
|
|
Bloeiwijze schaduwkruiskruiden vegetatie langs bosrand in Zuid-Limburg met Koninginnekruid ------ |
|
|
Schaduwkruiskruid in een spoorberm in Zuid-Limburg |
|
|
Schaduwkruiskruid op een gekapt spoorwegtalud in Zuid-Limburg |
|
|
Koolwitje |
|
|