Rivierkruiskruid - Senecio sarracenicus
Composietenfamilie - Asteraceae
Hommelplant, drachtplant, vlinderplant.
Een overblijvende (vaste) plant
Bloeiperiode: augustus-september
Bloem: geel, met 6 tot 8 lintbloemen, bloeiwijze een tuil maar meestal pluimvormig vertakt door aantasting van rupsen van een vedermot; ongeschonden planten komen zelden voor
Blad: langwerpig tot eirond, spits, onbehaard, bladrand ongelijk gezaagd met naar de top gerichte, zwak gekromde tanden
Vrucht: een nootje
Hoogte: 1,0 -1,7 m
 
 
 
Milieu en groeiplaats: natte tot zeer vochtige, voedselrijke, humushoudende bodems; vooral langs rivieroevers, in grienden, aan dijken en spoordijken bij of in de omgeving van de grote rivieren; zon-tb
Verspreiding in Nederland: zeldzaam, maar lokaal algemeen, in het westelijke rivierengebied, en de benedenstroom van de Eem en aangrenzende gedeelte van de Randmeren; elders zeldzaam.
Toepassing: botanische tuinen, heemtuinen.
Beheer: als ruigte beheren, houtige soorten afzetten, maximaal 1 x per jaar na het groeiseizoen maaien; hout wel stand aan randen van open rivierbossen (ooibossen).
Wilde solitaire bijen: groefbijen (Lasioglossum)
Dracht: nectar en oranjegeel stuifmeel. Indicatie voor dracht: code 1 (in de buurt van bijenvolken waarschijnlijk hoger)
 
Bloeiwijze en blad
 
Bloeiwijze
 
Bloeiwijze
 
Bloemen (hoofdjes)
 
Blad
 
Randmeer
 
Randmeer
 
Een verruigde rietkraag
 
Amstelkade
 
Akkerhommel
 
Akkerhommel
 
Akkerhommel
 
Honingbij
 
Honingbij
 
Honingbij
 
Honingbij
 
Honingbij
 
Honingbij
 
Koolwitje
 
Kleine vos
 
Kleine vos