Scabiosa ochroleuca Geel duifkruid
Kamperfoeliefamilie - Caprifoliaceae; voorheen Kaardenbolfamilie - Dipsacaceae
Bijenplant, hommelplant, drachtplant, vlinderplant.
Een overblijvende (vaste) plant
Bloeiperiode: juli-september
Bloem: licht geel, verkleurend naar wit, bloeiwijze een hoofdje omwindselblaadjes langwerpig en bedekken elkaar alleen aan de voet; bloembodem met lange stroschubben. De bloemkelk bestaat uit een binnen- en buitenkelk; de binnenste kelk loopt uit in lange naaldvormige haren (borstels)
Blad: De onderste bladen inclusief de rozetbladen zijn ongedeeld en grof gezaagd; de middelste bladen zijn gedeeld en de hogere stengelbladen zijn eveneens gedeeld en lopen uit in lijnvormige bladslippen
Hoogte: 0,5-0,7 m
 
Milieu en groeiplaats: iets vochtige, schrale tot matig voedselrijke, neutrale tot kalkhoudende bodems; zon-tijdelijk beschaduwd.
Herkomst: Midden-Europa
Toepassing: tuinen, tegel- en geveltuinen, rots-/stapelsteentuinen
Beheer: als vaste plant. Zaait zich uit, maar kan ook zomaar verdwijnen
Wilde solitaire bijen: Gewone geurgroefbij
Dracht: nectar en stuifmeel. Indicatie voor dracht: code Hb 3
Hoofdje/bloem
 
Omwindselbladen
 
Een voortuin met Scabiosa ochroleuca met onder meer Gaura
 
Hommels
 
 
Gewone geurgroefbij
 
Honingbijen
 
 
Kleine vos